Gevaccineerd, noch ongevaccineerd


Nu de anderhalvemeter-maatregel verdwijnt en een coronapas verplicht is voor een café- of concertbezoek, wordt de tweedeling in onze samenleving tussen mensen die gevaccineerd zijn en de ongevaccineerde minderheid verscherpt. Daarover wordt veel gedebatteerd en natuurlijk ook weer gepolariseerd. Een spannende vraag voor mij is of gelovigen daar op een andere manier mee om kunnen gaan. Als antwoord drie bijbelwoorden die wat mij betreft de goede richting wijzen.

Foto: Mat Napo on Unsplash

In de brief aan de Galaten (3:27-28) schrijft de apostel Paulus: ‘U allen die door de doop één met Christus bent geworden, hebt u omkleed met Christus. Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen — u bent allen één in Christus Jezus.’
Ik denk dat we in onze situatie de gevaccineerden en ongevaccineerden aan dit rijtje moeten toevoegen. In Christus zijn er ook geen gevaccineerden en ongevaccineerden. De verschillen tussen ons mensen op allerlei vlak zijn reëel en soms lastig, maar ze worden overstegen door een hogere verbondenheid: namelijk het geloof in onze Heer en Verlosser. Paulus gebruikt het beeld van een mantel die je omslaat: Christus is de mantel die de verschillen bedekt en daarmee ook relativeert. In de kerk word je — althans dat is de bedoeling — niet eerst gezien als man of vrouw, zwart of wit, arm of rijk, homo of hetero, gevaccineerd of ongevaccineerd, maar als kind van God of als kind van God in spe. Dat is de radicale en in deze gepolariseerde tijd ook helende consequentie van het evangelie van Gods genadige liefde voor allen, die we met dezelfde koppigheid als de apostel Paulus zullen moeten vieren, volhouden en verdedigen.

Wat betekent dat ‘in Christus zijn’ concreet voor al dan niet vaccineren? In de eerste plaats een houding van gezonde onbezorgdheid. In de Bergrede draagt Jezus zijn leerlingen op om zich niet bezorgd te maken over eten, drinken en kleding — dat zijn dus de basisbehoeften, die net zo basic zijn als onze gezondheid. ‘Daarom zeg Ik u: Wees niet bezorgd over uw leven, over wat u eten en wat u drinken zult; ook niet over uw lichaam, waarmee u zich kleden zult. Is het leven niet meer dan het voedsel en de het lichaam meer dan de kleding?’ (Mattheüs 6:25)

Het overheidsbeleid op het gebied van COVID-19 heeft zich niet laten inspireren door deze woorden. Het wordt gedreven door bezorgdheid en het doel om door planning, beïnvloeding en technologie zekerheid en controle over het leven te verkrijgen. En, laten we eerlijk zijn, ook gelovigen zijn onderdeel van onze bezorgde en op controle gerichte cultuur, waarin gezondheid en/of welvaart het hoogste goed zijn.
Veel tegenstanders van vaccinatie zijn echter net zo bezorgd. Ze zijn bezorgd over de effecten van vaccins, over de invloed van de overheid, hun vrijheid en/of geheime complotten tegen de mensheid.
Het zou echt een heel stuk helpen als beide groepen iets minder bezorgd zouden zijn over hun leven en hun lichaam en zich meer zouden richten op het koninkrijk van God en de gerechtigheid daarvan. Dat is volgens Jezus het alternatief voor de bezorgdheid over de basisbehoeften. Immers, als je je minder druk maakt over je eigen gezondheid, kun je je richten op wat God vandaag van ons vraagt en daarmee ook op anderen en hun zorgen.

Let op, ik denk niet dat onbezorgdheid hetzelfde is als onvoorzichtigheid of het bijgelovige idee dat je als gelovige onkwetsbaar kunt zijn voor ziekte (dat is eerder een vorm van God verzoeken). Geloven is je toevertrouwen aan Gods zorg, die ook via de gezondheidszorg en het overheidsbeleid werkt. Ik zie ook in een vaccin die zorg, maar weet ook dat niet iedereen mijn vertrouwen deelt. De heilige onbezorgdheid die we van Jezus kunnen leren en ontvangen geeft ons het vertrouwen en helpt ons om als gevaccineerden en als ongevaccineerden te denken aan anderen en aan meer dan alleen gezondheid, vrijheid of welvaart.

En dat brengt me tenslotte bij wat Paulus aan de Korinthiërs schrijft over ‘de wereld gebruiken, alsof je die niet gebruikt’ (1 Korinthiërs 7:29-32a). In dat ‘alsof’ zit een wijsheid die helpt om niet zó in de dingen van ons bestaan op te gaan dat we erdoor worden ingepakt of opgevreten en ze ons het zicht op God en zijn rijk benemen. Dus is de oproep vandaag: Laten zij die gevaccineerd zijn, zijn alsof ze niet gevaccineerd zijn en zij die niet gevaccineerd zijn, alsof ze dat wel zijn. Willem Engel wees alsof je Hugo de Jonge bent. En laat Diederik Gommers zijn als Doutzen Kroes. Ik besef dat dit gemakkelijker is gezegd dan gedaan. Maar nu ik — die gevaccineerd ben — dat ‘alsof’ even tot me laat doordringen, geeft het rust en begrip voor anderen en schept het een wonderlijke vrijheid. Die vrijheid (die ons misschien iets verder helpt) wens ik iedereen in deze verkrampte coronawereld van harte toe!

Kleuterdominee

De afgelopen weken was ik op dinsdagmorgen even kleuterdominee. De groepen 1/2 van een school in de buurt komen sinds enkele jaren naar de Noorderkerk als ze het thema ‘Christendom’ behandelen. Door het corona-virus konden de bezoeken aan de kerk dit jaar helaas niet doorgaan. Als alternatief maakten enkele gemeenteleden een filmpje over het kerkgebouw en het paasverhaal en spraken we af dat elke kleutergroep een gesprekje met de dominee zou hebben via een online-verbinding. Zo zat ik dus de afgelopen weken achter mijn computerscherm met aan de andere kant steeds een klasje vrolijke vier- en vijfjarige vragenstellers.

Foto door nappy op Pexels.com

Ze vroegen me over de kerk hoe het orgel werkt, waarom er een preekstoel is en waarom er een haantje op de toren staat. Over God, de hemel en de tien geboden kregen we af en toe een heus theologisch gesprek. Over Pasen hadden ze ook veel te vragen: waarom werd Jezus dood gemaakt, hoe kon Hij weer levend worden, bestaat de Paashaas echt, eten we in de kerk chocolade paaseitjes? En ook wilden ze weten hoe je dominee kunt worden en wat voor kleren ik draag. Naast alle vragen en antwoorden was er elke keer ook wel een kleuter die even voor de camera vriendelijk ‘hallo’ kwam zeggen of vertellen dat zij wel of niet gedoopt was. Na een tijdje nam de concentratie af en de onrust toe en namen we vrolijk zwaaiend afscheid.

De ontmoetingen met deze kinderen hebben me verrast. Al deze vragen had ik niet verwacht (dat was wellicht anders geweest als ik vaker kleuters zou spreken). Maar wat me vooral heeft geraakt is het ongedwongen en vrolijke gesprek over geloof, kerk en God met kinderen met allerlei verschillende (geloofs)achtergronden. Ik vond het een verademing, middenin een heftig maatschappelijk klimaat waarin ook kerk en religie snel in een sfeer van afstandelijkheid of zelfs wij-zij terechtkomen.

Ik begrijp na deze ontmoetingen ook weer iets beter waarom Jezus bijzondere aandacht voor kinderen had. Wanneer zijn leerlingen kinderen bij Hem vandaan proberen te houden (omdat die niet belangrijk en serieus genoeg waren), grijpt Hij in en zegt: ‘Laat de kinderen bij Mij komen, houd ze niet tegen, want het koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij. Ik verzeker jullie: wie niet als een kind openstaat voor het koninkrijk van God zal er zeker niet binnengaan.’ Daarna neemt Hij ze in zijn armen en zegent ze. Als kleuterdominee had ik het voorrecht om de afgelopen tijd even iets van die kinderlijke openheid te ervaren. Voor mij een klein en hoopvol teken van God. Nu hoop ik maar dat ik als kleuterdominee dat ook was voor die kleuters.

Het verhaal over Jezus en de kinderen is te vinden in het Evangelie van Markus 10:13-16

Gebed voor de relschoppers

Foto: Florian Olivo op Unsplash

O God, ik wil helemaal niet voor die ellendelingen bidden.
Ik haat dat vernielen en stelen
en ben bang voor het geweld van de groep — samen durven ze wel.
Nee, ik bid liever alleen voor politiemensen, bewakers, bestuurders,
winkeliers met kapotte ramen en lege schappen,
en buurtbewoners die sinds zondag slecht slapen.
Liever bid ik nog om uw zegen over wapenstok, traangas en waterkanon,
dan voor die lafaards, verscholen in hoodies en achter maskers.

En toch bid ik U ook voor de relschoppers.
Ik geloof dat ik niet anders kan en mag —
‘heb je vijanden lief,’ leerde ons uw Zoon.
Daarom, bid ik, voor hen, o God,
dat ik hun gezicht mag zien —
hun menselijk gezicht,
en ik ze in hun jonge ogen kijken kan.
Doe hun hoodies af, o God,
blaas hun maskers weg,
dat hun gezicht verschijnt,
en zij ook uw gezicht zullen zien.
Amen

De revolutie van de leugen

De revolutie van de leugen. Zo kun je de bestorming van het Capitool in Washington DC deze week wel noemen. Het was verbijsterend om een meute neo-nazi’s, complot-milities, geradicaliseerde Trump-christenen en een nep-sjamaan door het centrum van de Amerikaanse democratie te zien razen. Maar nog schrikwekkender was om te horen hoe oprecht zij en vele anderen woedend waren, om het onrecht dat hen was aangedaan, namelijk dat de verkiezingen hen waren ontstolen. Hier stonden mensen die met heel hun hart geloofden in een leugen.

Foto Tyler Merbier op Flickr

Aartsleugenaar Donald Trump heeft met hulp van politici, media en kerkelijke leiders het voor elkaar gekregen om miljoenen kinderen te baren, die ondanks tientallen verloren rechtszaken en geen enkel bewijs zijn propaganda en complotverhalen geloven. En dit gebeuren staat niet op zichzelf. Allerlei maatschappelijke ontwikkelingen spelen hierin een rol, waarvan er sommige typisch voor de VS zijn, terwijl andere in een groot deel van de wereld spelen.

Als de revolutie van de leugen het wint, zullen vrijheid, gerechtigheid en menselijkheid het zwaar krijgen, zoals ze dat hebben onder dictatoriale regimes waar macht altijd de waarheid overvleugelt. Dag Hammarskjöld, de diep gelovige secretaris-generaal van de Verenigde Naties in de jaren zestig van de vorige eeuw, gaf wat mij betreft een profetische waarschuwing: ‘Een woord gebruiken met de grootste voorzichtigheid en met een onwrikbare waarheidsliefde, is voor de maatschappij en het mensdom een noodzakelijke voorwaarde voor verdere groei. Misbruik van het woord betekent verachting voor de mens. Het ondermijnt de bruggen en vergiftigt de bronnen.’ Het is daarom niet alleen Trump en zijn bondgenoten aan te rekenen, maar alle leiders en politici die om welke redenen dan ook met een gebrek aan waarheidsliefde en zonder voorzichtigheid het woord gebruiken. De devaluatie en relativering van de waarheid is niet onschuldig, voorzag Hammarskjöld: de bruggen van de samenleving storten in en de bronnen waar mensen vertrouwen, hoop en een levensrichting uit putten worden vergiftigd.

Als christen ben je ook nog extra gewaarschuwd. Jezus noemde de duivel ‘de vader van de leugen’ (Johannes 8:44). De leugen is dus duivels, dat wil zeggen: door en door slecht, gericht op de vernietiging van wat goed is en van God komt. En ook duivels in de zin van doortrapt en sluw. Dat maakt het dus moeilijk om leugens te ontmaskeren. ‘Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel,’ leerde ik vroeger om mij het liegen te ontmoedigen. Maar als de leugen eenmaal is gezaaid en in het hoofd en het hart van velen wortel schiet, staat de waarheid vrijwel machteloos.

Er zit dus niets anders op dan, zoals ik senator Mitt Romney hoorde zeggen toen de revolutionairen het Capitool uit waren gezet, de waarheid te blijven vertellen — dat is ‘de last en de plicht van leiderschap’ zei hij. Onze spannende tijden vragen om leiders die boven hun eigen belangen en overtuigingen uit de plicht en de last van de waarheid op zich willen nemen. Het zal een strijd zijn, maar de effecten van waarheid en leugen zullen altijd zichtbaar worden. ‘Een goede boom kan geen slechte vruchten dragen, evenmin als een slechte boom goede vruchten dragen kan … Zo kunnen jullie hen dus aan hun vruchten herkennen,’ zei Jezus toen Hij het had over wolven in schaapskleren. En dat zijn leugens altijd.

Wat als Jezus tijdens een pandemie was geboren?

Wat als Jezus was geboren tijdens de Corona-pandemie?
Was Hij dan wel in Bethlehem geboren? Want de Romeinse keizer had de volkstelling, waardoor Jozef en zijn hoogzwangere vrouw van Nazareth naar Bethlehem moesten reizen, vast uitgesteld om het reisverkeer in zijn rijk te beperken. Of had hij belastinginkomsten (waarvoor volkstellingen nodig waren) voorrang gegeven boven de volksgezondheid, zodat Maria en haar timmerman toch naar de stad van David waren afgereisd?

Foto: Martin Vysoudil op Unsplash

In het kerstverhaal wordt verteld dat er in de herberg van Bethlehem geen plaats voor de heilige familie was, waarschijnlijk omdat die vol zat. Zou dat met een pandemie anders zijn geweest? De hotels zitten nu met de feestdagen boordevol, omdat dit de enige manier is om buitenshuis te eten. Maar toen Jezus werd geboren was Kerst nog geen feestdag, dus grote kans dat de herberg tijdens de pandemie nog kamers over had en Jezus dus niet in een kribbe in een stal op aarde kwam, maar zijn eerste levenslicht zag in een keurig kinderbedje op een Bethlehemse hotelkamer.

Dan had de engel de herders in het veld dus naar de herberg moeten sturen. De herders waren natuurlijk gewoon buiten aan het werk. Ook tijdens een pandemie moesten ze immers op hun schapen passen. Op anderhalve meter had de engel het Breaking News over de geboorte van Gods nieuwe koning aan hen verkondigd. En de engelenschaar had ook gewoon het ‘Ere zij God’ mogen zingen, omdat ze het buiten deden, in de oneindige kosmos waar de aerosolen niet blijven hangen. Alleen zouden de herders even hebben geaarzeld voordat ze naar het stadje gingen om te kijken naar het kind dat de wereld zo nodig had. ‘Zouden ze ons nu wel willen ontvangen? Hoeveel mensen mogen er eigenlijk op bezoek in die herberg? Hebben we mondkapjes bij ons?’ Maar ze zouden vast zijn gegaan.

De wijzen uit het Oosten waren echter niet op kraambezoek gekomen. Ze waren niet voor niets wijs en begrepen dus dat je midden in een pandemie zo min mogelijk moest reizen. Omdat ze de grote, bijzondere ster van de nieuwe koning aan de hemel hadden zien stralen, was er wel een vuurtje van verlangen en hoop in hun hart aangestoken. Ze moesten iets doen en hadden hun goud, wierook en mirre als pakket laten versturen naar de nieuwe koning van de Joden. Of alles goed was aangekomen blijft natuurlijk de vraag. Of de geschenken waren bij koning Herodes terechtgekomen, die ze had opgevat als een wat laat cadeau voor zijn troonsbestijging meer dan 30 jaar eerder, of een onoplettende pakketbezorger had ze toevallig toch bij de kleine koning Jezus in Bethlehem bezorgd. In ieder geval had de pandemie ervoor gezorgd dat de kleine kinderen van Bethlehem niet door Herodes waren vermoord en dat Jezus en zijn ouders niet hadden moeten vluchten naar Egypte om daar een paar jaar in een AZC te verblijven.

Als Jezus tijdens een pandemie was geboren, was het anders gegaan, maar ook weer niet zo anders. Hij was gewoon geboren en het had ons in onze pandemie wat extra getroost dat ook Gods Zoon de ellende en ongemakken van een pandemie had meegemaakt. Kerst vieren tijdens een pandemie zou dan ook minder vreemd voelen. Maar misschien is het ook helemaal niet zo vreemd als je bedenkt dat Kerst gaat over God die ons menselijk bestaan heeft gedeeld en bemind tot het bittere einde — met alles wat daarbij hoort, ook pandemieën en hun gevolgen. 

Daarom alvast een gezegend pandemie-Kerstfeest gewenst!

Vrij om elkaar te bespotten?

‘Je kunt de meeste gelovigen het recht op de vrijheid om de spot te drijven met religie niet uitleggen,’ zo schreef Tommy Wieringa onlangs in het NRC. Hij heeft gelijk. Al heb ik groot respect voor hem als schrijver en columnist, toch lukte het hem niet mij te overtuigen waarom het recht op het bespotten van anderen zo’n wezenlijk goed is.

Foto van Andre Hunter op Unsplash

Wieringa gooit in zijn column het beledigen van andermans godsdienst op één hoop met de vrijheid om ongehinderd en kritisch te spreken over godsdienst, hete hangijzers en taboes. Daarom is hij van mening dat een inperking van de vrijheid om een ander te bespotten en te beledigen niets minder is dan zwichten voor de ‘giftige preutsheid’ van gelovigen, die geen enkele kritiek op hun gesloten ideologie accepteren.

Toch ben ik zo vrij om deze twee zaken uit elkaar te halen, omdat het verwarren van vrije, kritische meningsuiting en belediging die vrijheid in mijn ogen niet vooruit helpt. Volgens artikel 7 van de Nederlandse Grondwet heeft iedere burger het recht op het ongehinderd uiten van zijn mening (behoudens ieders verantwoordelijkheid jegens de wet, die bepaalt dat het aanzetten tot haat of geweld, het spreken van smaad en laster en het beledigen (!) van een persoon of groep niet zijn toegestaan). En ik deel Wieringa’s overtuiging dat dit grondrecht een groot goed is, dat we tegen autoritaire overheden, religieuze drammers en gewelddadige terroristen moeten verdedigen. Maar in een samenleving kun je niet alleen leven met juridische rechten.

De Universele verklaring van de Rechten voor de Mens begint voordat alle rechten worden opgesomd in artikel 1 met: ‘Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.’ In dit artikel klinkt de wijsheid door dat de mensheid zonder broederschap — of noem dat voor mijn part gewoon vriendelijkheid of fatsoen — met al die rechten niet heel ver komt. In deze spannende tijden van het heetgebakerde ego en de door polarisatie en vijandbeelden geplaagde wereld is het gevaar groot dat we ons steeds meer terugtrekken op onze juridische rechten en eigen gelijk tegenover anderen. Maar ik ben bang dat er weinig van het samen in de samenleving overblijft als we niet tegelijk een vriendelijke hand uitsteken naar hen die anders zijn en denken.

Het afzien van beledigen en kwetsen lijkt mij een elementaire vorm van vriendelijkheid en wellevendheid. Daarbij: zouden het vrije woord en de kritische spot echt hun kracht verliezen als de sprekers en spotters zichzelf oefenen in een geest van broederschap? Jezus, die zelf trouwens veroordeeld werd voor godslastering en zich niet erg druk maakte als Hij beledigd of bespot werd, vatte de wet en de profeten samen in de gulden regel: ‘Behandel anderen dus steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen.’ (Mattheüs 7:12) En ik ga er nog steeds vanuit dat de meeste mensen liever niet beledigd willen worden en niet kunnen lachen om grappen die je vernederen — of je nu religieus bent of niet.

Bidden voor Trump en Wilders

In onze Noorderkapel wordt gebeden voor Donald J. Trump en Geert Wilders, zo lees ik in het gebedenboek waarin bezoekers een groet, gedachte of gebed kunnen achterlaten. Als het over bidden gaat ben ik een zeer tolerant en toegeeflijk persoon. Een persoonlijk gebed is een persoonlijke zaak tussen een mens en de Allerhoogste, waar niemand zich mee te bemoeien heeft. Een kapel is een veilige plek waar gedachten en verlangens niet door de gebedenpolitie worden gecontroleerd op theologische of politieke correctheid. Dus goed dat er in onze kapel ook gebeden voor Donald J. Trump en Geert Wilders naar de hemel worden gezonden — ook zij hebben ze nodig.

Foto van een Trump-rally door David Todd McCarty op Unsplash

Toch laat dat gebed me niet met rust, omdat ik niet zo goed weet wat God ermee aan moet. Dit gebed werd geschreven voordat Trump besmet was met het corona-virus, dus ga ik ervan uit dat het gaat om een gebed van iemand die Trump en Wilders steunt en aan God vraagt of zij de verkiezingen mogen winnen en andere politieke successen behalen. Kun je dit van God verwachten als je beseft dat er vast ook mensen bidden voor Joe Biden en Jesse Klaver? Bidden wordt er voor mij in ieder geval niet geloofwaardiger en begrijpelijker op, als je denkt aan alle tegenstrijdige vragen en verlangens die van de aarde opstijgen naar God. In de film Bruce Almighty wordt Bruce, die een tijdje de rol van God mag overnemen, geconfronteerd met een niet aflatende stroom menselijke gebeden, die hij om van het gezeur af te zijn allemaal inwilligt. De gevolgen laten zich raden: totale chaos omdat alle gebeden om goed weer, winst voor je favoriete sportteam, het winnen van een loterij, het halen van een diploma, het slagen van een date enzovoorts worden ingewilligd. Daarbij teken ik wel aan dat de film de inhoud van de menselijke gebeden wat te egoïstisch en oppervlakkig inschat.

Nu begrijp ik ook wel dat je voor politieke kandidaten kunt bidden omdat je denkt dat zij staan voor wat goed en rechtvaardig is. Zoals je ook tegen een regime of partij kunt bidden die volgens jou onrecht en kwaad veroorzaken. Toch vind ik dat je vandaag, vanwege het gepolariseerde politieke klimaat van onze tijd, daarin heel terughoudend moet zijn. Wie nadrukkelijk bidt voor een politicus of partij (publiekelijk geldt dat zeker) betrekt God bij zijn of haar politieke voorkeur en een politieke strijd, waarbij de kans groot is dat je God voor het karretje van een politieke, en dus altijd ook menselijke zaak spant. Dat is een vorm van afgoderij met kwalijke en gevaarlijke gevolgen, zoals het demoniseren van politieke tegenstanders en het uiteenvallen van het sociale weefsel van een samenleving, iets waarvoor de New Yorkse predikant Timothy Keller zijn Amerikaanse geloofsgenoten in beide kampen onlangs nog waarschuwde.

Eén van de heilzame (en lastige) aspecten van bidden is dat je in de aanwezigheid van God niet alleen je eigen wensen, ideeën en gedachten uit, maar die ook aan de kritiek en zuivering van God blootstelt. Bidden in bijbelse zin is immers altijd tweerichtingsverkeer. In dat verkeer worden je ogen gescherpt voor Gods gerechtigheid, die niet zomaar samenvalt met de gerechtigheid van één politieke beweging of partij. Bovendien maakt bidden je op die manier ook nederig en zachtmoedig, twee christelijke deugden die niet goed passen in een politiek klimaat van superioriteit, zelfingenomenheid en demonisering.

Wie weet werd er in onze kapel wel zo gebeden: voor nederigheid en zachtmoedigheid voor Donald J. Trump en Geert Wilders. Dan neem ik dat gebed gelijk over, ook voor de rest van onze politici. En laten we hopen dat God nog luisteren wil.

Spiritualiteit zonder yogamatje?

Echt vanzelfsprekend is het niet: spiritualiteit en de kerk. Voor mensen die bezig zijn met spiritualiteit is de kerk niet de plek waar ze met hun spirituele verlangens snel naar toe zullen gaan – al kan een kerkgebouw door de sfeer of ouderdom wel spiritueel aanvoelen. Spiritualiteit komt voor velen uit het Oosten en roept beelden op van sereen in lotushouding zittende mensen of dikke Boeddha’s die je vanaf het rek van het tuincentrum vriendelijk toelachen. De kerk daarentegen staat voor heel wat mensen voor een weinig spirituele club waar het gaat over regels en dogma’s en je geconfronteerd wordt met inspiratieloze preken en lange, saaie kerkdiensten. Aardig wat doorgewinterde kerkgangers hebben op hun beurt ook niet zoveel met spiritualiteit, ze vinden het al gauw zweverig en te vaag. Al is dat in de kerken wel aan het veranderen.

Foto: chris ®️ op Unsplash

En toch is het christendom door en door spiritueel. De kerk is geboren op het Pinksterfeest met de komst van de heilige Geest (in het Latijn Spiritus). Die Geest van kracht, inzicht en liefde was overduidelijk ook in het spreken en doen van Jezus aanwezig. Het is dan ook niet vreemd dat in de loop van de tijd er in de kerk een breed palet van spirituele praktijken en bewegingen is ontstaan. Vandaag worden die – juist omdat ook in de kerk de kaalslag en oppervlakkigheid van het moderne leven wordt gevoeld – ook weer ontdekt.

Dit spirituele verlangen in een zakelijke, vooral op het zichtbare en materiële gerichte wereld, kom ik binnen en buiten de kerk veel tegen. Ik moet daarbij denken aan gras of onkruid dat door het asfalt groeit. Het lijkt onmogelijk en verrast je in deze tijd, maar toch gaan mensen zomaar verlangen naar meer, voelen ze een onrust over hun leven dat vooral bestaat uit kopen en druk zijn of doen ze soms middenin het dagelijks leven een ingrijpende ervaring op van iets groters of diepers op.

Waar het naar mijn gevoel dan op aan komt is of de spirituele weg die je kiest meer is dan een vlucht uit de werkelijkheid. De Sloveense denker Slavoj Žižek is kritisch op veel hedendaagse spiritualiteit, omdat het dezelfde werking heeft als drugs. Mensen proberen door spiritualiteit te ontsnappen aan het ingewikkelde en onzekere leven. Je zoekt rust en balans om het vol te houden in een oppervlakkige en ingewikkelde wereld, maar jij en de wereld worden niet echt aangeraakt, laat staan veranderd. Het is spiritualiteit die je niet bij de realiteit brengt (van wat er aan de hand is met jezelf en de wereld) en je dus ook niet kan bevrijden, maar alleen verdooft en je even een geestelijk tripje uit de realiteit biedt.

Ik geloof dat we spiritualiteit nodig hebben die meer is dan opium en ik ben ervan overtuigd dat het christendom die in huis heeft: een spirituele weg die vrede geeft én onrustig maakt, die stil maakt én tot actie aanzet, die tegelijk hemels en aards is. Een bijbels beeld van zulke spiritualiteit is water in de woestijn. In de woestijn – zowel je innerlijke woestijn, als die van de wereld om ons heen – borrelt er levend water, gaat er iets stromen en bloeien. En het mooie is dat je er niet eens een yogamatje bij nodig hebt of er zelfs bijzonder spiritueel voor moet zijn. Deze spirituele weg vraagt echter wel van je, dat je in de woestijn blijft en niet wegvlucht of -zweeft.

De gedachten van Žižek over de hedendaagse spiritualiteit zijn te vinden in het boek van Tomáš Halík: Niet zonder hoop: religieuze crisis als kans, Utrecht 2019, blz. 39-57.

In de Noorderkerk staan we in het najaar van 2020 stil bij de spirituele weg van het christendom in de serie verdiepingsdiensten op zondagavond over ‘Stromen van leven

De winst van het corona-voorbehoud

Met de vakantie in zicht zijn we weer begonnen aan de planning van een nieuw seizoen in de kerk. Het is een jaarlijks ritueel van zowel terugkijken en evalueren, als vooruitkijken en plannen maken. Het is de tijd van overleggen, to-do-lijstjes en agenda’s. Dit jaar is het toch anders, omdat boven het nieuwe seizoen een corona-wolk hangt. Een dreigende wolk in de verte die al onze plannen kan verstoren. Ik hoop net als iedereen dat het meevalt, dat die wolk overdrijft of slechts een paar kleine, plaatselijke buien veroorzaakt, waarvan de overlast en ellende beperkt blijft. Maar ik besef dat het opnieuw raak kan zijn, met als een van de gevolgen dat onze plannen en activiteiten voor een tweede keer in het water kunnen vallen.

Foto van Tim Mossholder op Unsplash

Een agenda is een vreemd attribuut in onzekere tijden. Hoeveel afspraken heb ik de afgelopen maanden niet doorgestreept? Daardoor besef ik dat alles wat ik er nu in vastleg onder voorbehoud is, terwijl dat boek (ik gebruik nog een ouderwetse papieren exemplaar) normaal houvast geeft en orde schept in mijn bestaan. Aan de ene kant vind ik die onzekerheid lastig, maar aan de andere kant merk ik dat dit corona-voorbehoud ook een gat in het leven slaat, waardoor er iets anders zichtbaar wordt. De onzekerheid van deze tijden is een scheur waardoor een streepje ander licht ons geplande, op zekerheid gerichte leven binnenvalt — om een beeld van zanger Leonard Cohen te gebruiken.

Ik zie drie van die onverwachte lichtstraaltjes door het gat van het corona-voorbehoud binnenvallen.

  • Ik ga er meer van bij de dag leven. Onzekerheid over de toekomst dwingt je om meer in het heden te blijven. Bij C.S. Lewis kwam ik de waardevolle gedachte tegen dat God vooral geïnteresseerd is in de eeuwigheid en het heden. Dat laatste interesseert God omdat het heden het punt is ‘waarop tijd en eeuwigheid elkaar raken’ en waar we ‘vrijheid en werkelijkheid’ kunnen vinden. Nu ik door het corona-virus veel sterker besef dat de toekomst onzeker is, word ik met mijn neus op het heden gedrukt. Nu is de tijd waarin ik zo goed en echt mogelijk leven mag en moet en voor morgen en later geldt het voorbehoud van de bijbelschrijver Jakobus: ‘Als de Heer het wil, zijn we dan in leven en zullen we dit of dat doen.’
  • Als onze plannen en vaste patronen in de war worden geschopt, komt er ook ruimte voor improvisatie. In de afgelopen maanden hebben we op allerlei manieren moeten improviseren om toch contact te houden, te zorgen voor elkaar, te vergaderen en te vieren in de kerk. Dat heeft veel energie gekost en het was lang niet altijd ideaal, maar er ontstond ook ruimte om onbekommerd wat te proberen en hoe mooi was de saamhorigheid van de amateurs (liefhebbers) die er samen het beste van maakten?
  • Het verschil tussen vertrouwen en zekerheid is helderder geworden. In onze op veiligheid, controle en zekerheid gerichte samenleving beseften we opeens hoe kwetsbaar we zijn en hoe onzeker ons leven is. Bij het boodschappen doen, als je begon te hoesten, als je de alarmerende nieuwsberichten zag, kwam het op vertrouwen aan, omdat er simpelweg geen zekerheid was of omdat de zekerheden waar sommigen voor kozen er zo angstig en egoïstisch uitzagen dat ze mij niet konden overtuigen. Ik heb het als een geschenk ervaren om vertrouwen te kunnen zoeken en vinden bij God, om in de crisis, zonder grip en zekerheid toch houvast en vrede te ontvangen. De blijvende onzekerheid voor de komende tijd is lastig, maar ook een uitnodiging tot en test van vertrouwen op God. God, die volgens Jezus niet alleen voor de vogels en de lelies zorgt, maar ook voor dat kwetsbare, angstige schepsel dat mens heet.

De opmerking van C.S. Lewis is te vinden in Brieven uit de hel, XV. Het citaat van Jakobus in het bijbelboek Jakobus 4:15 en Jezus’ onderwijs over onbezorgd leven in het evangelie van Mattheüs 6:24-34.

Ontsmettingsgel als heilig teken

Afgelopen zondag heb ik eindelijk weer een kind gedoopt. Gedekt door de onlangs toegekende status van het contactberoep, mocht ik volkomen legaal de heilige grens van de anderhalve meter overschrijden om met drie handen water de kleine Thomas in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest te dopen. Eén ding was echter anders — het nieuwe normaal, zoals dat heet in het communicatiejargon van de overheid. Voordat mijn handen het doopwater aanraakten, moest ik ze ontsmetten met handgel uit een blauw flesje dat daarvoor achter de bos bloemen gereed stond.

Het voelde als een nieuw ritueel: voor aller oog je handen grondig reinigen, om pas daarna over te gaan tot het tweeduizend jaar oude sacrament van de doop. Mijn eerste gedachte was dat hier het oude en het nieuwe normaal goed bij elkaar passen. Is de doop ook niet een teken van reiniging? Van een grondig bad, waarin God een mens eens goed schoonmaakt? Het kwaad dat aan ons mensen kleeft, zit dieper en is taaier en besmettelijker dan we denken. Hebben de demonstranten in deze dagen het niet over het wereldwijde hardnekkige virus van het racisme? En dat gaat ook over mij, al heb ik een afkeer van racisme. Tegen het virus van egoïsme en kwaad is water alleen niet genoeg. Toen die glibberige gel door mijn vingers gleed, besefte ik het: ik heb een sterker middel nodig, een ontsmettingsmiddel voor mijn handen, mijn ogen, mijn lichaam en mijn ziel.

In de roman Dit zijn de namen van Tommy Wieringa, komt de hoofdpersoon, politiecommissaris Pontus Beg, tijdens een rondleiding in een synagoge bij de mikwe, het bad voor rituele reiniging. Daar wordt hij diep geraakt. ‘Een druppel viel. Begs hart kromp omdat hij al zo lang niet zo’n sereen geluid gehoord had. De rimpeling op het water stierf vlug weg. Hij zou zich willen uitkleden, de treden afdalen tot op de bodem van het bassin, zijn lichaam onderdompelen, het reinigen van het vuil van de wereld. Zelfs van het vuil dat er niet afging, zou hij zich schoonwassen. Een nieuwe ziel. Daar diep in de aarde, bij het magische water, leek zoiets werkelijk mogelijk. Wat een aangename, troostende gedachte … Zijn oude ziel afleggen, dat rafelige, versleten ding, er een nieuwe voor in de plaats krijgen. Wie wilde dat niet? Wie zou zoiets afwijzen?’ Wieringa had dit over de doop kunnen schrijven.

Het ontsmettingsmiddel en het water afgelopen zondag waren tekens van zo’n nieuw, goddelijk leven, waar je in deze oude, vermoeide wereld zo naar kunt verlangen: je rafelige, versleten ziel kwijtraken en er een nieuwe, gave voor in de plaats krijgen. Ja, wie zou zoiets afwijzen?

Het citaat uit Dit zijn de namen is te vinden op blz. 130 (zevende druk 2013).