De reden is Jezus

Laatst vroeg iemand me waarom ik geloofde. Bij die vraag val ik altijd stil. Ja, waarom geloof ik? Ik heb daar geen snel, simpel antwoord op. Er zijn zoveel redenen om te geloven. En hoe belangrijk zijn redenen eigenlijk voor mijn geloof? Misschien is geloven wel net zoiets als leven: dat doe je gewoon of je daar nu een goede reden voor hebt of niet. En meestal voel ik me ook wat overvallen door die vraag, die behoorlijk dichtbij komt. Het waarom van mijn geloof raakt de intimiteit van mijn ziel en leven.

Foto: deur van de Sagrada Familia, Barcelona, door Alexander Awerin on Unsplash

Maar goed, zwijgen of reageren met een paar algemeenheden voelt ook als een zwaktebod. In de stilte na de vraag zoek ik dus naar woorden die echt zijn voor mij en die tegelijk iets kunnen betekenen voor de ander. Vaak kom ik niet echter verder dan één woord. Een naam: Jezus. Uiteindelijk is dat, als ik eerlijk ben, ook de diepste en laatste reden waarom ik geloof: de persoon zonder wie mijn geloof kleurloos, leeg en misschien ook wel dood zou zijn. De persoon van Jezus, zoals die verschijnt in wat de eerste getuigen van Hem hebben gezien, gehoord en ervaren en opgeschreven in de Bijbel.

Die Jezus is zo goddelijk levend, zo goed, zo echt, zo anders ook. Hoe Hij tussen de mensen aanwezig is en met de zondaars en de vromen, de armen en de rijken, de zieken en gezonden omgaat. Tegelijk goddelijk en menselijk, zowel genadig als streng, sterk en gebroken ineen. Die Jezus uit de bijbelverhalen is gaan leven. Hij is niet langer een historische figuur of een personage uit de evangeliën alleen, maar verschijnt ook in mijn leven en omgeving, waar Hij — net als ooit — verwondering en liefde, irritatie en vrees, geloof en ongeloof oproept. Dat allemaal door elkaar, want Jezus is niet het vrome, keurige antwoord op alle vragen en problemen of de poeslieve knuffelbeer voor rustzoekende zielen. Hij is de Zoon van God en de ware mens.

Ik herken me wel in wat de Russische schrijver Dostojevski bekende over zijn in het ‘dodenhuis’ van een Siberische gevangenis gevonden geloof: ‘Ik ben een kind van mijn tijd, een kind van ongeloof en twijfel, dat ben ik altijd geweest en zal ik blijven (dat weet ik) tot ze het deksel op mijn doodskist leggen. Maar ondanks dat alles is er niets wat prachtiger, dieper, sympathieker, verstandiger, moediger of volmaakter is dan Christus. Bovendien, als iemand erin zou slagen mij te bewijzen dat Christus buiten de waarheid stond, zou ik eerder bij Christus blijven dan bij de waarheid.’ Veel sterker kun je het niet zeggen, dat de laatste en diepste reden van je geloof gewoon Jezus is.

Het citaat van Dostojevski komt uit: Alex Christofi, Dostojevski en de liefde: een intiem portret van de beroemde Russische schrijver (Amsterdam 2021) blz. 85.
Deze blog verscheen ook bij FirstLove van de IZB

Kleingelovigen

Ik zou zo graag een groot geloof willen bezitten. Zo’n geloof dat bergen kan verzetten. Naast minder zuivere motieven als roem en een hang naar het wonderlijke, denk ik dat dit verlangen vooral te maken heeft met kwaad en lijden dat me raakt. Er zijn zoveel bergen die in Gods Naam verzet moeten worden. Grote bergen in de wereld. Heuvels in de kerk. En misschien nog wel het meest: de talloze bergjes kwaad en ellende, die het leven van mensen zo hard en zwaar kunnen maken. Ik bid om veel en groot geloof onder ons. Geloof dat met kracht het leven — lichamelijk, geestelijk en relationeel — herstelt en bewaart. Maar als ik eerlijk ben, behoor ik tot de kleingelovigen.

Foto Jonas Stolle op Unsplash

Dat woord me viel me laatst op. ‘Kleingelovigen’. Wat een raar woord dat eigenlijk is. We horen het in de Bijbel alleen uit de mond van Jezus en vrijwel uitsluitend bij de evangelist Mattheüs. Jezus noemt zijn leerlingen ‘kleingelovigen’ als ze zich zorgen maken over eten, drinken en kleding, als ze in de storm op het water voor hun leven vrezen of als ze niet in staat zijn om een onreine geest uit te werpen. In die situaties is hun geloof te klein en te schamel. Ze vertrouwen niet op Gods zorg en kunnen ook niets betekenen voor anderen. Je hoort Jezus zuchten en je ziet Hem gefrustreerd zijn hoofd schudden, als Hij zijn leerlingen op zulke momenten ‘weinig-gelovigen’ noemt — in het Engels mooi vertaald met ‘you of little faith’.

Waar ik hoop uit put is het feit dat Jezus die kleingelovige leerlingen toch gelovigen noemt. Hun geloof is te beperkt om zoden aan de dijk te zetten. Het is een geloof van niks en ik denk dat Hij die amateurs met hun armzalige weinig-geloof af en toe wel achter het behang kan plakken. Maar dat doet Hij niet, want als er één ding is waar Jezus zich niet voor kan afsluiten, dan is dat geloof. Geloof raakt zijn zwakke plek, zijn goddelijk grote hart, die Hem onder ons mensen — ongelovigen en kleingelovigen en gelukkig ook wat grootgelovigen — heeft gebracht en gehouden. 

Dan maar een kleingelovige. Dat is beter dan helemaal niet meer of slechts half geloven. En als ik dan toch met mijn kleingeloof bij Hem moet zijn, dan zal ik zoveel mogelijk bergen meenemen naar de zwakke plek van Jezus. Wie weet wat Hij ermee doen zal.

De bijbelgedeelten waar ik naar verwijs zijn: Mattheüs 6:25-34, 8:23-27 en 17:14-21.
Deze blog verscheen ook bij First Love van de IZB

Vreugde om de regenboog

Ik had mijn fiets gestald achter het Amsterdamse Centraal Station aan het water. Het was een grijze, troosteloze middag. Een soft-filter van lichte miezerregen lag over de wereld. Aan de overkant van het IJ zag ik tot mijn verbazing een regenboog boven de stad. Omdat zowel de regen als de zon, die beide nodig zijn voor de openbaring van dit natuurverschijnsel, nauwelijks merkbaar aanwezig waren, had ik het gevoel dat deze regenboog er niet hoorde te staan. Ik bleef even staan kijken naar de boog van fletse kleuren in het grauwe mengsel van wolken, stad en water.

Foto (niet de regenboog waarover deze blog gaat) Pedro Cunha op unsplash.com

Een regenboog roept bij mij en veel anderen positieve gevoelens op (net als verse sneeuw en kleine kinderen dat doen), maar dit verrassende exemplaar maakte me gewoon blij. Ik voelde een scheutje vreugde, waardoor ik mijn reis het station in lichter en vrolijker vervolgde.

Het is vast een beroepsafwijking om hier even bij stil te staan en er diepzinnige gedachten bij te krijgen. Maar dat zij dan zo. Eén van de wonderlijkste geboden uit de Bijbel schoot door mijn hoofd: ‘Verblijd u altijd in de Heer; ik zeg het opnieuw: verblijd u!’ (Filippenzen 4:4) Het blijft een vreemd gegeven dat de apostel ons opdraagt om blij te zijn, zelfs altijd blij te zijn. In sommige omstandigheden voelt dat zelfs wreed. Tegelijk is het ook prachtig: een gebod om blij te zijn, om je te verheugen. Waar elders vind je dat eigenlijk? 

Door de vreugde die de regenboog mij onverwachts schonk, begreep ik opeens weer iets meer van deze opdracht tot blijdschap. De apostel gaat ervan uit dat er een reden is om blij te zijn, namelijk de Heer. Het is als met die verschijning van de regenboog. Het zien alleen al gaf me vreugde, omdat de regenboog mooi, anders en kleurig is en via het bijbelverhaal van Noach hoop en vertrouwen wekt. Zo is er ook zoiets als ‘vreugde in de Heer’, ‘blijdschap om Jezus’. Ook Hij is verschenen op aarde, onder ons mensen en Hij verschijnt telkens weer, als teken van Gods mensenliefde en reddende genade. Juist op grijze dagen, als het mistig is in je hoofd of als alles donker en grauw is in je hart of om je heen, moet je je niet blindstaren op de grijsheid en de duisternis. Kijk naar de Heer die als een regenboog is verschenen en wees gehoorzaam aan het wonderbaarlijkste gebod van de Bijbel: ‘Verblijd je!’

Jezus blijft maar bruiloftsgast

Nog nooit heb ik zoveel huwelijken ingezegend als het afgelopen jaar, deels doordat de pandemie leidde tot uitstel van bruiloften. Maar hoe vaak ik ook twee geliefden in de echt verbind, het blijft altijd een voorrecht, omdat je als voorganger even onderdeel bent van iets dat ik het best kan omschrijven als vreugde. Elke keer weer word ik verrast door de vreugde en vrolijkheid die op een bruiloft heersen en die ook de viering en inzegening in de kerk tot een feest maken.

Foto: Chris Dickens op Unsplash.

Tijdens een van de huwelijksdiensten dit jaar lazen we het verhaal van Jezus die op de bruiloft in Kana water in wijn verandert (Johannes 2:1-11). Ik herinnerde me een passage uit de roman De gebroeders Karamazov van de Russische schrijver Fjodor Dostojevski, waar dit verhaal in voorkomt. De jongste broer, Aljosja, hoort tijdens de nachtwake voor zijn overleden geliefde starets Zosima, dit bijbelverhaal lezen. Half dromend bedenkt hij zich dat de eerste keer dat Christus een wonder op aarde deed, zijn hart niet naar het leed, maar naar de vreugde van de mensen uitging. Jezus’ eerste wonder zorgde op een bruiloft voor wijn, die volgens de Bijbel het hart van de mensen verheugt. Zijn eerste goddelijke teken toonde niet de God die zich bekommert om zieken, zondaren en armen, maar de God die zich druk maakt om de feestvreugde van ons mensen.

Het lijkt erop dat Jezus altijd weer te gast is op een bruiloft om, net als ooit in Kana, te zorgen voor onbekommerde vrolijkheid en vreugde. Hoe serieus het sluiten van een huwelijk ook is en hoezeer het leed en de lasten van het leven ook op een bruiloft aanwezig kunnen zijn, toch valt dat in het niet vergeleken bij de heerlijkheid van de oprechte liefde van twee mensen en de vrienden en familie die met hen vrolijk zijn. Een bruiloft is licht — in twee betekenissen: mensen stralen altijd (een beetje) en het leven voelt niet zwaar, maar licht — als een vrolijk veertje dat door lucht dwarrelt.

Nu vind ik leven best een opgave en geloven maakt het voor mij lang niet altijd lichter. Bovendien zijn onze tijden nu ook niet echt vrolijk te noemen. En er is ook zoiets als ‘de ondraaglijke lichtheid van het bestaan’, wanneer je maar een beetje oppervlakkig en ijdel leeft. Daarbij komt dat ik vroeger vaak gewaarschuwd ben tegen lichte kerken en vrolijk geloof. Dat alles maakt dat ik eerder neig naar ernst en zwaarte en vooral oog heb voor het hart van God dat uitgaat naar het leed en de nood van ons mensen.

Maar gelukkig verschijnt Jezus altijd weer als gast op bruiloften, opdat wij nooit zullen vergeten dat Gods hart ook echt uitgaat naar de vreugde van zijn kinderen.

Gevaccineerd, noch ongevaccineerd


Nu de anderhalvemeter-maatregel verdwijnt en een coronapas verplicht is voor een café- of concertbezoek, wordt de tweedeling in onze samenleving tussen mensen die gevaccineerd zijn en de ongevaccineerde minderheid verscherpt. Daarover wordt veel gedebatteerd en natuurlijk ook weer gepolariseerd. Een spannende vraag voor mij is of gelovigen daar op een andere manier mee om kunnen gaan. Als antwoord drie bijbelwoorden die wat mij betreft de goede richting wijzen.

Foto: Mat Napo on Unsplash

In de brief aan de Galaten (3:27-28) schrijft de apostel Paulus: ‘U allen die door de doop één met Christus bent geworden, hebt u omkleed met Christus. Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen — u bent allen één in Christus Jezus.’
Ik denk dat we in onze situatie de gevaccineerden en ongevaccineerden aan dit rijtje moeten toevoegen. In Christus zijn er ook geen gevaccineerden en ongevaccineerden. De verschillen tussen ons mensen op allerlei vlak zijn reëel en soms lastig, maar ze worden overstegen door een hogere verbondenheid: namelijk het geloof in onze Heer en Verlosser. Paulus gebruikt het beeld van een mantel die je omslaat: Christus is de mantel die de verschillen bedekt en daarmee ook relativeert. In de kerk word je — althans dat is de bedoeling — niet eerst gezien als man of vrouw, zwart of wit, arm of rijk, homo of hetero, gevaccineerd of ongevaccineerd, maar als kind van God of als kind van God in spe. Dat is de radicale en in deze gepolariseerde tijd ook helende consequentie van het evangelie van Gods genadige liefde voor allen, die we met dezelfde koppigheid als de apostel Paulus zullen moeten vieren, volhouden en verdedigen.

Wat betekent dat ‘in Christus zijn’ concreet voor al dan niet vaccineren? In de eerste plaats een houding van gezonde onbezorgdheid. In de Bergrede draagt Jezus zijn leerlingen op om zich niet bezorgd te maken over eten, drinken en kleding — dat zijn dus de basisbehoeften, die net zo basic zijn als onze gezondheid. ‘Daarom zeg Ik u: Wees niet bezorgd over uw leven, over wat u eten en wat u drinken zult; ook niet over uw lichaam, waarmee u zich kleden zult. Is het leven niet meer dan het voedsel en de het lichaam meer dan de kleding?’ (Mattheüs 6:25)

Het overheidsbeleid op het gebied van COVID-19 heeft zich niet laten inspireren door deze woorden. Het wordt gedreven door bezorgdheid en het doel om door planning, beïnvloeding en technologie zekerheid en controle over het leven te verkrijgen. En, laten we eerlijk zijn, ook gelovigen zijn onderdeel van onze bezorgde en op controle gerichte cultuur, waarin gezondheid en/of welvaart het hoogste goed zijn.
Veel tegenstanders van vaccinatie zijn echter net zo bezorgd. Ze zijn bezorgd over de effecten van vaccins, over de invloed van de overheid, hun vrijheid en/of geheime complotten tegen de mensheid.
Het zou echt een heel stuk helpen als beide groepen iets minder bezorgd zouden zijn over hun leven en hun lichaam en zich meer zouden richten op het koninkrijk van God en de gerechtigheid daarvan. Dat is volgens Jezus het alternatief voor de bezorgdheid over de basisbehoeften. Immers, als je je minder druk maakt over je eigen gezondheid, kun je je richten op wat God vandaag van ons vraagt en daarmee ook op anderen en hun zorgen.

Let op, ik denk niet dat onbezorgdheid hetzelfde is als onvoorzichtigheid of het bijgelovige idee dat je als gelovige onkwetsbaar kunt zijn voor ziekte (dat is eerder een vorm van God verzoeken). Geloven is je toevertrouwen aan Gods zorg, die ook via de gezondheidszorg en het overheidsbeleid werkt. Ik zie ook in een vaccin die zorg, maar weet ook dat niet iedereen mijn vertrouwen deelt. De heilige onbezorgdheid die we van Jezus kunnen leren en ontvangen geeft ons het vertrouwen en helpt ons om als gevaccineerden en als ongevaccineerden te denken aan anderen en aan meer dan alleen gezondheid, vrijheid of welvaart.

En dat brengt me tenslotte bij wat Paulus aan de Korinthiërs schrijft over ‘de wereld gebruiken, alsof je die niet gebruikt’ (1 Korinthiërs 7:29-32a). In dat ‘alsof’ zit een wijsheid die helpt om niet zó in de dingen van ons bestaan op te gaan dat we erdoor worden ingepakt of opgevreten en ze ons het zicht op God en zijn rijk benemen. Dus is de oproep vandaag: Laten zij die gevaccineerd zijn, zijn alsof ze niet gevaccineerd zijn en zij die niet gevaccineerd zijn, alsof ze dat wel zijn. Willem Engel wees alsof je Hugo de Jonge bent. En laat Diederik Gommers zijn als Doutzen Kroes. Ik besef dat dit gemakkelijker is gezegd dan gedaan. Maar nu ik — die gevaccineerd ben — dat ‘alsof’ even tot me laat doordringen, geeft het rust en begrip voor anderen en schept het een wonderlijke vrijheid. Die vrijheid (die ons misschien iets verder helpt) wens ik iedereen in deze verkrampte coronawereld van harte toe!

Kleuterdominee

De afgelopen weken was ik op dinsdagmorgen even kleuterdominee. De groepen 1/2 van een school in de buurt komen sinds enkele jaren naar de Noorderkerk als ze het thema ‘Christendom’ behandelen. Door het corona-virus konden de bezoeken aan de kerk dit jaar helaas niet doorgaan. Als alternatief maakten enkele gemeenteleden een filmpje over het kerkgebouw en het paasverhaal en spraken we af dat elke kleutergroep een gesprekje met de dominee zou hebben via een online-verbinding. Zo zat ik dus de afgelopen weken achter mijn computerscherm met aan de andere kant steeds een klasje vrolijke vier- en vijfjarige vragenstellers.

Foto door nappy op Pexels.com

Ze vroegen me over de kerk hoe het orgel werkt, waarom er een preekstoel is en waarom er een haantje op de toren staat. Over God, de hemel en de tien geboden kregen we af en toe een heus theologisch gesprek. Over Pasen hadden ze ook veel te vragen: waarom werd Jezus dood gemaakt, hoe kon Hij weer levend worden, bestaat de Paashaas echt, eten we in de kerk chocolade paaseitjes? En ook wilden ze weten hoe je dominee kunt worden en wat voor kleren ik draag. Naast alle vragen en antwoorden was er elke keer ook wel een kleuter die even voor de camera vriendelijk ‘hallo’ kwam zeggen of vertellen dat zij wel of niet gedoopt was. Na een tijdje nam de concentratie af en de onrust toe en namen we vrolijk zwaaiend afscheid.

De ontmoetingen met deze kinderen hebben me verrast. Al deze vragen had ik niet verwacht (dat was wellicht anders geweest als ik vaker kleuters zou spreken). Maar wat me vooral heeft geraakt is het ongedwongen en vrolijke gesprek over geloof, kerk en God met kinderen met allerlei verschillende (geloofs)achtergronden. Ik vond het een verademing, middenin een heftig maatschappelijk klimaat waarin ook kerk en religie snel in een sfeer van afstandelijkheid of zelfs wij-zij terechtkomen.

Ik begrijp na deze ontmoetingen ook weer iets beter waarom Jezus bijzondere aandacht voor kinderen had. Wanneer zijn leerlingen kinderen bij Hem vandaan proberen te houden (omdat die niet belangrijk en serieus genoeg waren), grijpt Hij in en zegt: ‘Laat de kinderen bij Mij komen, houd ze niet tegen, want het koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij. Ik verzeker jullie: wie niet als een kind openstaat voor het koninkrijk van God zal er zeker niet binnengaan.’ Daarna neemt Hij ze in zijn armen en zegent ze. Als kleuterdominee had ik het voorrecht om de afgelopen tijd even iets van die kinderlijke openheid te ervaren. Voor mij een klein en hoopvol teken van God. Nu hoop ik maar dat ik als kleuterdominee dat ook was voor die kleuters.

Het verhaal over Jezus en de kinderen is te vinden in het Evangelie van Markus 10:13-16

De revolutie van de leugen

De revolutie van de leugen. Zo kun je de bestorming van het Capitool in Washington DC deze week wel noemen. Het was verbijsterend om een meute neo-nazi’s, complot-milities, geradicaliseerde Trump-christenen en een nep-sjamaan door het centrum van de Amerikaanse democratie te zien razen. Maar nog schrikwekkender was om te horen hoe oprecht zij en vele anderen woedend waren, om het onrecht dat hen was aangedaan, namelijk dat de verkiezingen hen waren ontstolen. Hier stonden mensen die met heel hun hart geloofden in een leugen.

Foto Tyler Merbier op Flickr

Aartsleugenaar Donald Trump heeft met hulp van politici, media en kerkelijke leiders het voor elkaar gekregen om miljoenen kinderen te baren, die ondanks tientallen verloren rechtszaken en geen enkel bewijs zijn propaganda en complotverhalen geloven. En dit gebeuren staat niet op zichzelf. Allerlei maatschappelijke ontwikkelingen spelen hierin een rol, waarvan er sommige typisch voor de VS zijn, terwijl andere in een groot deel van de wereld spelen.

Als de revolutie van de leugen het wint, zullen vrijheid, gerechtigheid en menselijkheid het zwaar krijgen, zoals ze dat hebben onder dictatoriale regimes waar macht altijd de waarheid overvleugelt. Dag Hammarskjöld, de diep gelovige secretaris-generaal van de Verenigde Naties in de jaren zestig van de vorige eeuw, gaf wat mij betreft een profetische waarschuwing: ‘Een woord gebruiken met de grootste voorzichtigheid en met een onwrikbare waarheidsliefde, is voor de maatschappij en het mensdom een noodzakelijke voorwaarde voor verdere groei. Misbruik van het woord betekent verachting voor de mens. Het ondermijnt de bruggen en vergiftigt de bronnen.’ Het is daarom niet alleen Trump en zijn bondgenoten aan te rekenen, maar alle leiders en politici die om welke redenen dan ook met een gebrek aan waarheidsliefde en zonder voorzichtigheid het woord gebruiken. De devaluatie en relativering van de waarheid is niet onschuldig, voorzag Hammarskjöld: de bruggen van de samenleving storten in en de bronnen waar mensen vertrouwen, hoop en een levensrichting uit putten worden vergiftigd.

Als christen ben je ook nog extra gewaarschuwd. Jezus noemde de duivel ‘de vader van de leugen’ (Johannes 8:44). De leugen is dus duivels, dat wil zeggen: door en door slecht, gericht op de vernietiging van wat goed is en van God komt. En ook duivels in de zin van doortrapt en sluw. Dat maakt het dus moeilijk om leugens te ontmaskeren. ‘Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel,’ leerde ik vroeger om mij het liegen te ontmoedigen. Maar als de leugen eenmaal is gezaaid en in het hoofd en het hart van velen wortel schiet, staat de waarheid vrijwel machteloos.

Er zit dus niets anders op dan, zoals ik senator Mitt Romney hoorde zeggen toen de revolutionairen het Capitool uit waren gezet, de waarheid te blijven vertellen — dat is ‘de last en de plicht van leiderschap’ zei hij. Onze spannende tijden vragen om leiders die boven hun eigen belangen en overtuigingen uit de plicht en de last van de waarheid op zich willen nemen. Het zal een strijd zijn, maar de effecten van waarheid en leugen zullen altijd zichtbaar worden. ‘Een goede boom kan geen slechte vruchten dragen, evenmin als een slechte boom goede vruchten dragen kan … Zo kunnen jullie hen dus aan hun vruchten herkennen,’ zei Jezus toen Hij het had over wolven in schaapskleren. En dat zijn leugens altijd.

Wat als Jezus tijdens een pandemie was geboren?

Wat als Jezus was geboren tijdens de Corona-pandemie?
Was Hij dan wel in Bethlehem geboren? Want de Romeinse keizer had de volkstelling, waardoor Jozef en zijn hoogzwangere vrouw van Nazareth naar Bethlehem moesten reizen, vast uitgesteld om het reisverkeer in zijn rijk te beperken. Of had hij belastinginkomsten (waarvoor volkstellingen nodig waren) voorrang gegeven boven de volksgezondheid, zodat Maria en haar timmerman toch naar de stad van David waren afgereisd?

Foto: Martin Vysoudil op Unsplash

In het kerstverhaal wordt verteld dat er in de herberg van Bethlehem geen plaats voor de heilige familie was, waarschijnlijk omdat die vol zat. Zou dat met een pandemie anders zijn geweest? De hotels zitten nu met de feestdagen boordevol, omdat dit de enige manier is om buitenshuis te eten. Maar toen Jezus werd geboren was Kerst nog geen feestdag, dus grote kans dat de herberg tijdens de pandemie nog kamers over had en Jezus dus niet in een kribbe in een stal op aarde kwam, maar zijn eerste levenslicht zag in een keurig kinderbedje op een Bethlehemse hotelkamer.

Dan had de engel de herders in het veld dus naar de herberg moeten sturen. De herders waren natuurlijk gewoon buiten aan het werk. Ook tijdens een pandemie moesten ze immers op hun schapen passen. Op anderhalve meter had de engel het Breaking News over de geboorte van Gods nieuwe koning aan hen verkondigd. En de engelenschaar had ook gewoon het ‘Ere zij God’ mogen zingen, omdat ze het buiten deden, in de oneindige kosmos waar de aerosolen niet blijven hangen. Alleen zouden de herders even hebben geaarzeld voordat ze naar het stadje gingen om te kijken naar het kind dat de wereld zo nodig had. ‘Zouden ze ons nu wel willen ontvangen? Hoeveel mensen mogen er eigenlijk op bezoek in die herberg? Hebben we mondkapjes bij ons?’ Maar ze zouden vast zijn gegaan.

De wijzen uit het Oosten waren echter niet op kraambezoek gekomen. Ze waren niet voor niets wijs en begrepen dus dat je midden in een pandemie zo min mogelijk moest reizen. Omdat ze de grote, bijzondere ster van de nieuwe koning aan de hemel hadden zien stralen, was er wel een vuurtje van verlangen en hoop in hun hart aangestoken. Ze moesten iets doen en hadden hun goud, wierook en mirre als pakket laten versturen naar de nieuwe koning van de Joden. Of alles goed was aangekomen blijft natuurlijk de vraag. Of de geschenken waren bij koning Herodes terechtgekomen, die ze had opgevat als een wat laat cadeau voor zijn troonsbestijging meer dan 30 jaar eerder, of een onoplettende pakketbezorger had ze toevallig toch bij de kleine koning Jezus in Bethlehem bezorgd. In ieder geval had de pandemie ervoor gezorgd dat de kleine kinderen van Bethlehem niet door Herodes waren vermoord en dat Jezus en zijn ouders niet hadden moeten vluchten naar Egypte om daar een paar jaar in een AZC te verblijven.

Als Jezus tijdens een pandemie was geboren, was het anders gegaan, maar ook weer niet zo anders. Hij was gewoon geboren en het had ons in onze pandemie wat extra getroost dat ook Gods Zoon de ellende en ongemakken van een pandemie had meegemaakt. Kerst vieren tijdens een pandemie zou dan ook minder vreemd voelen. Maar misschien is het ook helemaal niet zo vreemd als je bedenkt dat Kerst gaat over God die ons menselijk bestaan heeft gedeeld en bemind tot het bittere einde — met alles wat daarbij hoort, ook pandemieën en hun gevolgen. 

Daarom alvast een gezegend pandemie-Kerstfeest gewenst!

Vandaag zit Jezus in het verpleeghuis

Het corona-virus maakt vooral slachtoffers onder de ouderen in onze samenleving. De strategie van de meeste overheden is om hen zoveel mogelijk te beschermen tegen het virus en daarmee tegelijk een overbelasting van de medische zorg te voorkomen. Nu het langzaam duidelijk wordt dat het virus niet snel zal verdwijnen en deze strategie dus grote economische, sociale en persoonlijke offers vraagt, komen we voor de afweging te staan wat het zwaarst weegt: de levens van vooral ouderen of het gezamenlijke belang van vrijheid, welvaart en sociaal geluk.

Foto: Dominik Lange op Unsplash

Deze ellendige afweging komt vooral aan de orde in de discussie over de economische schade van de lockdown-maatregelen. In de Verenigde Staten pleitte een Republikeins congreslid om de Amerikaanse ‘way of life’ (die voor hem vooral bestaat uit economische activiteit en welvaart) voorrang te geven boven de levens van ouderen. Een andere, zeventigjarige politicus gaf aan dat hij en andere ouderen bereid zijn om hun gezondheid en leven te riskeren voor de economie (alsof de economie een godheid is). In Nederland haalde BNR-columniste Marianne Zwagerman de toorn van velen op de hals door het corona-virus te vergelijken met een zeis die door ‘het dorre hout’ gaat en ijskoud te stellen dat we in de corona-crisis de welvaart van onze kinderen om zeep helpen omdat we de dood niet goed kunnen accepteren.
Op een persoonlijke manier speelt dit pijnlijke dilemma ook bij de afweging van bezoek aan of van ouderen: tussen het risico op besmetting en overlijden aan de ene kant en de ellende van eenzaamheid en afstand aan de andere kant.

Laten we gewoon erkennen dat deze crisis ons voor lastige en zwaarwegende afwegingen plaatst, vooral omdat het over mensenlevens gaat. Zwagermans beeld van dor hout voor ouderen is daarbij niet alleen kwetsend, maar ook gevaarlijk, omdat het ontmenselijkt en dit menselijke dilemma tot een economische kwestie maakt, die je vooral pragmatisch moet benaderen en oplossen. Als gelovige denk ik dat twee verhalen van Jezus ons in deze afweging kunnen helpen. In de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan (Lukas 10:25-37) wordt Jezus gevraagd wie precies onze naaste is, die wij moeten liefhebben. Als antwoord draait Hij deze vraag om en laat Hij je in de huid van een slachtoffer, dat mensen naast zich nodig heeft, kruipen. In ons geval: kijk in deze crisis met de ogen van de ouderen en anderen die extra kwetsbaar zijn. Jezus verscherpt die manier van kijken nog in de gelijkenis van de schapen en de bokken over het laatste oordeel (Mattheüs 25:31-46). In dat verhaal zijn de zieken, vreemdelingen, armen en gevangenen de mensen met wie Hij zich identificeert — ‘je hebt Mij bezocht als je naar een van mijn zieke of gevangen broers of zussen hebt omgezien,’ zegt Jezus tegen de verraste rechtvaardigen die zover helemaal niet gedacht hebben. Voor ons vandaag zegt dit verhaal dat Jezus dus in een verpleeghuis te vinden is — als een van de kwetsbare ouderen die onze zorg nodig hebben én die ons iets te geven en te leren hebben.

Als je zo naar ouderen kijkt en met hen bent — als mensen en dus niet als dor hout dat de beste tijd heeft gehad en waardeloos is voor de economie — kun je zuiverder en barmhartiger de afweging maken wanneer we ons vol moeten inzetten voor het leven (ook al vraagt dat offers) en wanneer we juist ruimte moeten maken voor het sterven (ook al doet dat pijn). En daarbij blijft de vraag van Jezus of we onze medemens in nood werkelijk zien en nabij komen sowieso staan.

Verhalen alsjeblieft

Van alle vadertaken vond ik het vertellen of voorlezen van een verhaal aan onze kinderen de mooiste. Helaas is met de lagere school ook het voorlezen uit ons leven verdwenen. Lezen staat sowieso onder druk in onze tijd, omdat het beeldscherm en de film het boek naar de rand van het leven hebben geconcurreerd. Daar valt veel over zeggen, maar het betekent niet dat de verhalen uit het leven zijn verdwenen. Ze worden minder gelezen, maar gelukkig wel gekeken en gespeeld. Want zonder verhalen zou het leven arm en oppervlakkig zijn.

Foto: Ben White op Unsplash

Dat geldt ook voor het christelijk geloof, dat gebaseerd is op het grote verhaal en de talloze kleine verhalen van God en mensen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Jezus een verhalenverteller was. Hij vertelde hele gewone verhalen, die gelijkenissen worden genoemd. Die verhalen van Jezus, zegt de Amerikaanse theoloog Eugene Peterson, ‘klinken door en door alledaags: gewone verhalen over land en zaden, maaltijden en munten en schapen, bandieten en slachtoffers, boeren en kooplieden. En ze zijn totaal seculier: van zijn ongeveer veertig gelijkenissen die zijn opgetekend in de evangeliën, speelt er slechts één zich af in de kerk en maar een paar noemen de naam van God.’

Ik vind het jammer dat Jezus op dit gebied in de kerk zo weinig navolging heeft gekregen. Zijn gelijkenissen worden bestudeerd, uitgelegd en bepreekt, maar heel weinig nagedaan — gewoon door net als Hij een verhaal te vertellen, waardoor God stilletjes bij ons binnenkomt en ons uitdaagt. Een verhaal geeft namelijk geen uitleg of informatie over hoe het zit of wat je moet doen. Peterson heeft gelijk als hij stelt dat de verhalen van Jezus ‘geen illustraties (zijn) die de dingen gemakkelijker maken, ze maken de dingen moeilijker omdat ze vragen om gebruik van onze verbeelding.’ Een verhaal neemt je mee in een andere werkelijkheid en daagt je uit om je in te leven en je te verbeelden wat jij zou doen.

Het korte verhaal van Jezus over een koopman en een parel (Mattheüs 13:45-46) is een goed voorbeeld van hoe dat werkt. Jezus vertelt dat het koninkrijk van God te vergelijken is met een ondernemer in luxegoederen die op zoek is naar echt kostbare juwelen. Op een dag vindt hij een parel die zoveel waard is, dat hij alles wat hij heeft verkoopt om die ene te kopen. Dit verhaal prikkelt direct en roept allerlei vragen op. Wat is dat voor een parel? Wat bezielt die koopman om alles te verkopen — is dat niet wat overdreven en link? Wat heeft dit met God te maken? En wat als ik in de schoenen van die koopman zou staan?

Ik hoop dat we het in de kerk aandurven om meer van zulke verhalen te vertellen — nieuwe en oude verhalen. In de Bijbel zelf staan immers ook zoveel goede verhalen, die smeken om gewoon weer als verhaal verteld en gelezen te worden, zodat God via onze verbeelding onze levens kan binnenglippen. Daarom heb ik in een boek een tiental bijbelverhalen opnieuw met verbeelding verteld, in de hoop dat ze doen wat de goede verhalen van God altijd doen: de lezers meenemen en uitdagen en zo in contact brengen met God en zijn verrassende manier van doen.

Het boek Randfiguren met verhalende bijbelstudies is uitgegeven bij KokBoekencentrum en verkrijgbaar bij de (internet)boekhandel.

De gedachten en de citaten van Eugene Peterson over Jezus’ gelijkenissen zijn te vinden in: The Contemplative Pastor (Eerdmans, Grand Rapids, 1989) blz. 32-33.