Rome: bewakers van protestantse doden
Als protestant kun je Rome zien en dan gerust sterven en worden begraven in de eeuwige stad. De begraafplaats voor protestanten is namelijk een oase van paradijselijke schoonheid en rust aan de Aureliaanse muur. Officieel heet de begraafplaats Cimitero Acattolico, de begraafplaats voor niet-katholieken. Deze schone plek is dus ook bestemd voor Oosters-orthodoxe, atheïstische en andere niet-katholieke doden. De sereniteit en de aardse, menselijke maat vallen nog meer op door het contrast met de graftombe direct naast de protestantse dodenakker. De 36 meter hoge piramide die de rijke Romein Caius Cestius in het jaar 12 voor Christus als zijn laatste rustplaats liet bouwen schreeuwt protserig om aandacht, terwijl daarnaast de doden rusten in eenvoud, bewaakt door een klein legertje katten dat op de begraafplaats woont.
Het was niet mijn bedoeling om deze begraafplaats te bezoeken. Een wandeling uit de reisgids leidde er toevallig langs. De beschrijving dat dit de laatste rustplaats van de Engelse dichters Keats en Shelley was, bracht ons ertoe om even de begraafplaats te betreden. Wandelend tussen de graven viel niet alleen de schoonheid van de plaats op, maar trokken ook de katten de aandacht. Het waren verzorgde, gezonde dieren, die de bezoekers lieten merken dat dit hun thuis was. Ze gingen bijvoorbeeld alleen uit de weg als je te dichtbij kwam, om dan op die typische hooghartige kattenmanier langs enkele grafzerken weg te glijden. Een goede verstaander weet dan hoe de verhoudingen liggen: hier is de kat thuis en ben jij de gast. Op zoek naar het verhaal van de katten, vond ik de uitleg op een tweetalig A4-tje voor bezoekers bij een tafel waar een vrouw voerbakjes aan het vullen was.
De begraafplaats is aangelegd in de achttiende eeuw en werd door de rust in de drukke stad al snel een toevluchtsoord voor zwerfkatten. Voor zowel de schoonheid van de plek, als de gezondheid van de dieren was dit niet bevorderlijk. Maar in plaats van kattenjagers om de kolonie te verdelgen, verscheen er een rijke weldoenster die zich het lot aantrok van de dieren die trouw de doden gezelschap hielden. Tot op vandaag wordt haar werk voortgezet door een groep vrijwilligers, gesteund door giften van bezoekers en sympathisanten (zie igattiedellapiramide.it). Ze doen hun werk goed, blijkens het grote aantal verzorgde, mooie katten dat de protestantse doden van Rome bewaakt.
Aan zo’n onverwacht goed verhaal wilde ik ook graag bijdragen met een kleine genadegift voor de katten van deze wonderlijk schone plek. De aalmoes verdween in een gedeukt, roestig busje dat bij de A4-tjes hing. We verlieten de oase en gingen langs de buitenmuur van de begraafplaats richting het metrostation Piramide. Daar, in het niet-paradijselijke Rome, zat een bedelaar versuft voor zich uit te staren. Zijn kartonnen bordje en lege pet vroegen ook om een aalmoes. Deze keer kwam de aalmoes niet vanzelf, maar dat is een ander verhaal. (15 april 2016)
Barcelona: selfie stick
Vorig weekend was ik als toerist in Barcelona. Daar werd ik geconfronteerd met een mij tot dan toe onbekend digitaal gadget, namelijk de selfie stick. In de basiliek van de Sagrada Familia wandelden mensen met een stick van een ongeveer een meter voor zich uit met daarop hun smartphone of een klein cameraatje. De zin van deze laatste digitale vernieuwing werd me snel duidelijk: op deze manier kun je zonder veel moeite alles wat je ziet samen met je selfie vereeuwigen.
De digitale fotografie en de smartphone hebben de afgelopen jaren onze toeristische beleving sterk veranderd, doordat we veel meer foto’s maken, die we ook nog direct kunnen zien en delen. De smartphone met camera aan twee kanten heeft de selfie mogelijk gemaakt, zonder dat je anderen moet lastig vallen om een foto van je te maken of tien minuten aan het zweten bent met de zelfontspanner. En nu vervolmaakt de selfie stick deze technologie met meer gebruiksgemak en de mogelijkheid om een foto op grotere afstand met dus meer achtergrond te maken.
Het zien van mijn medetoeristen, die de details van deze kathedraal van speelse en eeuwige schoonheid vastlegden met hun eigen gezicht ertussen, vervulde me met een mengeling van verdriet en vrolijkheid. Verdriet over het dikke ik, dat in onze cultuur zich overal probeert tussen te wurmen, als zo’n oervervelend aandachttrekkend kind in een gezelschap. En over de technologie die met de belofte van meer gemak ons juist drukker maakt en ons afleidt van de eenvoud van kijken en beleven. De aanblik van de mensen die als een blinde hun sticks voor zich hielden en ernstig of vrolijk naar hun 5 inch scherm keken maakte me echter ook vrolijk. Welk een absurd wezen is de mens toch? Wat een humor schuilt er niet in al die kleine mensjes die op alle beelden de postzegel met hun eigen koninklijk aangezicht willen kleven? Even dacht ik een zachte, eeuwige lach door de basiliek te horen glijden — van Antoni Gaudí en zijn grote meester-Architect. Misschien konden Ze zich niet inhouden bij het zien van de lachwekkende inspanning die mensen doen om koste wat het kost niet omhoog of naar binnen te kijken. (16 juni 2015)
Lannion: de kerk van Eunice en Maurice
Op vakantie ga ik op zondag gewoon naar een kerk in de buurt. Twee weken geleden waren we in een klein evangelisch kerkje in de Bretonse stad Lannion. Het werkelijk kleine en rommelige gebouwtje zat propvol, vanwege de toeristen die de gemêleerde groep Franse kerkgangers aanvulden. Maurice was de voorganger, een zeventiger met een grijs baardje, kromme voeten zonder sokken in gemakkelijke schoenen en overhemd met stropdas — zeg maar het type oud-evangelisch. Geheel volgens mijn verwachting (of vooroordeel) maakte hij zich dan ook zorgen over het gebrek aan bijbels onderwijs en een veel te ‘cool’ evangelie onder de gelovigen vandaag.
De kerk van Maurice was geenszins ‘cool’, maar wel evangelie. Halverwege de dienst nam een jonge Afrikaanse vrouw het woord, die wat woorden ten afscheid wilde spreken tot haar ‘lieve broeders en zusters in het geloof’. Het werd een heuse afscheidspreek, onderbroken door tranen, gelezen van wel vijf of zes vellen papier. Eunice vertrok naar het Noorden van Frankrijk wegens het werk van haar man en het kostte haar moeite om de gemeente na bijna tien jaar te verlaten. Ze hadden haar opgevangen en geholpen, veel voor haar gebeden, en gezorgd dat ze haar geloof niet had verloren – dat was haar houvast geweest in blijkbaar zware tijden en ze zou het ook weer nodig hebben in de toekomst. Ze bedankte iedereen verschillende keren en sloot haar preek af met ‘ik hou van jullie.’
Daarna was het aan Maurice om zijn ‘message’ van deze zondag te geven. Hij hield het kort, want Eunice had het merendeel van zijn tijd genomen. Het werden wat inleidende opmerkingen bij 1 Korintiërs 15, het hoofdstuk over de opstanding van de doden. Volgende week zou hij wel stilstaan bij het belang van Jezus’ opstanding, als we voor deze week maar onthielden dat Jezus leeft.
Dat had ik al opgemerkt uit het verhaal van Eunice, die zoveel liefde had gevonden in deze kleine, weinig coole gemeenschap van christenen en zoveel van ze was gaan houden. Deze kerk van Eunice en Maurice zal ik niet snel meer vergeten. Hier woont de liefde — de simpele, weinig opzienbarende, vast ook onvolmaakte, maar toch Godsechte liefde. Die liefde, die volgens Jezus het kenmerk van zijn volgelingen is. ‘Ik hou van jullie’ was haar amen. (3-10-2012)