Nu nog geen hoop

Nog altijd kan de wereld nieuw beginnen
in ieder kind kan het opnieuw beginnen.

Dit zijn regels uit het gedicht ‘Het kind’ van Muus Jacobse. Dit gedicht uit 1936 begint somber:

Ons is geen toekomst en geen keus gelaten:
wij moeten voort, verward en hulpeloos
.

Ik moet vaak aan deze woorden denken als er een kind wordt gedoopt en laatst nog toen ik twee keer kort na elkaar hoorde van koppels die geen kinderen op de wereld wilden zetten, omdat ze geen toekomst voor hen zagen. Een consequente gevolgtrekking van een breed gevoelde hopeloosheid over de toestand en toekomst van planeet en mensheid. Een hopeloosheid waar geen kind tegenop gewassen is.

Foto ‘Beauty in Decay‘ van Annie Spratt op Unsplash

Hebben we nog hoop? Dat lijkt me een eerlijke vraag voor het nieuwe jaar. Dat we hoop nodig hebben, hoor je overal in deze crisistijd. En in de kerk hebben we toch hoop? Moeten we die toch ook delen? Vieren we niet iedere zondag het onmogelijke, hoopvolle gebeuren van Pasen? Hebben we niet een Bijbel vol verhalen en beloften van hoop? Jawel, maar de vraag is hoe die hoop vandaag hoop voor ons en onze buren en onze aarde wordt. Moeten we dan niet eerst de hopeloosheid goed in de ogen kijken en tot ons laten doordringen?

Als we dat niet doen is de kans groot dat de hoop die we koesteren en delen valse hoop is of, erger nog, goedkoop, makkelijk optimisme. Natuurlijk kunnen we handelaars in de hoop worden — er is vraag genoeg — en ons product mooi inpakken en met feel-good reclame in de markt zetten, maar als het geen echte hoop is, zijn we leugenaars en fraudeurs van het wrede soort.

De Engelse schrijver en ‘prins van de paradox’ Gilbert Keith Chesterton schreef: ‘hoop is hopen als de dingen hopeloos zijn of het is helemaal geen deugd.’ Ik denk dat Chesterton met deze woorden zijn dikke vinger bij de bijbelse betekenis van de hoop legt. Hoop komt op uit crisis en teleurstelling, zij is de bloem die op het nulpunt groeit, de deugd die juist in de hopeloosheid geleerd en geoefend wordt. Zoals Noach de duif van de hoop pas losliet na de zondvloed en niet voordat het begon te regenen.

Misschien zijn goedkoop optimisme en als hoop verpakte gemakzucht wel een grotere vijand van echte hoop dan hopeloosheid en wanhoop. En zou het daarom niet goed zijn dat we dit jaar het woord ‘hoop’ eerst een tijdje inslikken en ruimte maken (ook in de kerk) voor het nulpunt — voor wanhopen, klagen, schamen, niet weten, pessimisme, ons verlies nemen en bang zijn voor de toekomst? Er is voor alles een tijd, schreef de Prediker (3:1-8), ook voor rouwen, verliezen en zwijgen.

Ik ben niet bang dat we zo de hoop kwijtraken en in wanhoop wegzinken. De apostel Paulus eindigt zijn hooglied van de liefde (1 Korintiërs 13) met de troost en geruststelling dat geloof, hoop en liefde ‘blijven’. De hoop blijft — als gave van God die Hij zal geven op punt nul, aan hen die hopeloos zijn en opnieuw willen en zullen beginnen.

Deze blog verscheen als nieuwjaarsbijdrage in Kerk in Mokum (januari 2022)

Zware kerk

“Dat is wel een zware kerk, hoor,” zei de man die een tafeltje naast mij zat op een terras  met uitzicht op onze kerk. Zijn gesprekspartner viel hem met enig misprijzen bij: “Ja, die zijn wel streng.” Ik overwoog een reactie, maar het lukte me niet om de woorden te vinden die pasten bij de situatie. Dat onvermogen had vooral te maken met dat ‘zwaar’. Want wat is dat precies: een zware kerk?

zwarekerk
Patrick Brown, Barclay Church Bruntsfield (flickr.com)

Een zware kerk kan een kerk zijn waar men zwaar aan het geloof tilt, in de zin dat dit wordt beleefd als een ernstige zaak en iets van grote waarde. Daartegenover staat dan een lichte kerk, waar men niet zo zwaar aan God en geloven tilt. Als ik dan moet kiezen, kies ik toch voor zwaar. Als je gelooft, kun je het beter serieus nemen. Hoewel God niet gewichtig of zwaar is, zoals mensen die zichzelf veel te serieus nemen, gaat het bij geloven wel om liefde. En liefde vraagt je hele hart en je hele bestaan.

De man op het terras kan bij die zware kerk ook gedacht hebben aan gelovigen die in donkere kleding en met een somber gezicht zondag aan zondag horen over zonde, hel en verdoemenis. Dat voelt voor de meeste mensen als een zware last. God als de donkere hemel die dreigend boven je hoofd hangt. Zulke zware godsdienst kan mij gestolen worden. Zo’n drukkend geloof doet namelijk geen recht aan de vreugde, het vertrouwen en de liefde die meer dan alle somberheid en zonde passen bij het geloof in God die ons ondanks en met alles liefheeft.

Of misschien bedoelden mijn terrasburen met zwaar wel conservatief, traditioneel, orthodox, ouderwets of nog weer een ander etiket voor mensen die nog niet mee zijn met de vooruitgang van onze cultuur. Gilbert Chesterton schreef ooit: “De hele moderne wereld heeft zichzelf verdeeld in conservatieven en progressieven.” Waaraan hij met enige ironie toevoegde: “Het werk van progressieven is: doorgaan met fouten maken. Het werk van conservatieven is: voorkomen dat fouten worden hersteld.” Dat is niet het enige probleem van die tweedeling. Het punt is ook dat het christelijk geloof en een heleboel (kerk)mensen niet zo simpel zijn op te delen. Je kunt conservatief denken over de bescherming van het ongeboren leven en de waarde van het huwelijk, maar progressief als het gaat over de zorg voor het milieu, gelijkheid op economisch gebied en openheid voor vluchtelingen. En ik ken traditionele kerken die verrassend gastvrij en open zijn voor mensen die anders zijn en leven dan binnen de traditionele overtuiging gebruikelijk is. Zoals ik trouwens ook progressieve mensen en kerken ken, die verrassend bekrompen neerkijken op mensen die niet zo ruimdenkend en vooruitstrevend in het leven staan als zij.

Uiteindelijk schiet je met die etiketten en hokjes weinig op. Hokjes en etiketten zijn vaak veilige, maar oppervlakkige manieren om anderen te beoordelen en om jezelf niet echt bloot te geven. Daarom is het volgens mij de roeping van de kerk en gelovigen om niet in een hokje te passen. Het woord ‘kerk’ betekent zoiets als ‘van de Heer’. En die Heer heeft nooit in een hokje gepast — Hij was revolutionair én conservatief, orthodox én kritisch vernieuwend tegelijk. Als ze Hem in een vakje, een hokje of een partij proberen te persen, breekt Hij er vroeg of laat weer uit. Dat geldt ook voor een zware kerk.