Het wonder van een rijke kameel

Volgens Jezus kun je beter arm dan rijk zijn. Rijkdom is namelijk een groot gevaar voor je ziel en zaligheid. Wanneer Hij een oprecht vrome, rijke jongeman teleurgesteld ziet afdruipen, omdat Hij deze heeft opgedragen al zijn bezittingen te verdelen onder de armen, horen we Hem verzuchten: ‘Wat is het moeilijk voor rijken om het koninkrijk van God binnen te gaan. Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.’

Afbeelding: YouTube; Staatsloterij (bewerkt)

Die oneliner over de kameel en het oog van een naald zou – bedacht ik me – best geschikt zijn als waarschuwing bij reclames voor beleggingsproducten en loterijen. Net zoals het ‘Roken is dodelijk’ dat in zwarte rouwletters op een sigarettenpakje staat. ‘Geldzucht is de wortel van alle kwaad’ (niet van Jezus, maar van zijn volgeling Paulus) is ook geschikt. Enge plaatjes van de hel zijn misschien wat teveel voor onze seculiere tijden. Maar wat dacht je van een AI-gegenereerde afbeelding van een paar rijke patsers die bij een dichte deur staan te kniezen, omdat ze niet binnen mogen, terwijl ze zich normaal overal met een VIP-behandeling naar binnen weten te kopen? Dat moet toch kunnen. Het doel heiligt de middelen.

Ik ben benieuwd of er een christelijke politicus voor dit idee te vinden is. Of misschien een van die andere politici die vast staan te popelen om hun grote liefde voor de joods-christelijke traditie in beleid om te zetten. Wat kan hen meer vreugde geven dan het bevorderen van de waarden van de Joodse stichter van de christelijke traditie en het ontmoedigen van praktijken die deze waarden vernietigen?

Of het effect zou hebben? Om ons te verlossen van de Mammon en het verlangen naar rijkdom, is vast meer nodig dan wat waarschuwende tekst bij reclames . Waarschijnlijk niet minder dan een wonder. Dat is dan weer de grote verrassing van Jezus. Bij Hem gebeuren er altijd van die onmogelijke dingen. Kort nadat Hij die onsterfelijke woorden over de kameel en het oog van de naald heeft gesproken, komt Hij een rijke tegen, die Hij zonder al teveel moeite door het oog van de naald kijkt – ja, echt: kijkt! Dat is het heerlijke hoopvolle verhaal van Zacheüs, de stinkend rijke hoofdtollenaar van de palmstad Jericho, die door Jezus uit een boom én uit zijn gouden kooi gekeken wordt.

Over dit verhaal mocht ik onlangs een inspiratiefilmpje maken voor het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap. Dat kun je hier kijken.
Het verhaal van de rijke jongeman en dat van Zacheüs vind je in de Bijbel in: Lukas 18:18-30 en 19:1-10.

Een absurde uitvinding?

Regelmatig gebruik ik in een huwelijksviering een citaat van de Colombiaanse schrijver Gabriel García Márquez. Hij noemde het huwelijk ‘een absurde uitvinding, die slechts kan bestaan dankzij de oneindige genade van God.’ Toen ik een tijd terug die woorden weer in mijn mond nam, met een stralend jong echtpaar voor mijn neus in de kerk, sloeg echter de twijfel toe. Is het wel waar, wat de grote schrijver zijn lezers voorhoudt in zijn Liefde in tijden van cholera? Is het huwelijk eigenlijk wel zo absurd?

Foto: Wyron A op unsplash.com

In het genoemde boek heeft al het menselijk verlangen, getob en gefaal op het gebied van de liefde iets absurds, maar het stijve, uitgebluste huwelijk van de hoofdpersoon Fermina met de arts Juvenal spant daarbij de kroon. En er zijn genoeg huwelijken die op zo’n slappe, vrijwel leeggelopen ballon lijken. Als je daaraan denkt, is het niet moeilijk om de huwelijkse staat een hoogstaande, maar absurde menselijke uitvinding te vinden. Het huwelijk past sowieso niet zo goed in onze consumentensamenleving, die ons verslaafd heeft gemaakt aan verandering en onze verbeelding vormt om ook liefdesrelaties te zien als een product dat je individuele geluk moet dienen. Hoe absurd is een levenslange liefdevolle verbinding met die ene mens, terwijl de liefde en het leven wisselvallig en onzeker zijn? García Márquez heeft natuurlijk gelijk dat er veel genade van God nodig is om het geluk en de liefde in het huwelijk te bewaren. Een levenslang liefdevol huwelijk is een hele opgave. Niet voor niks eindigt in Nederland ongeveer een derde van de huwelijken in een echtscheiding – en van de huwelijken waaruit de liefde is weggevloeid worden geen cijfers bijgehouden. Maar betekent dat ook echt dat het huwelijk een absurde relatievorm is?

Voor alle duidelijkheid: het was niet het stralend gelukkige bruidspaar dat deze twijfel opriep. Al zegt de stralende vreugde van een bruiloft misschien wel iets over onze intuïtieve waardering van het huwelijk als iets moois en edels. Ik denk dat mijn twijfel aan het idee dat het huwelijk een absurde en moeilijke zaak is te maken heeft met het vijfentwintigjarig huwelijksfeest dat mijn vrouw en ik vorig jaar vierden. Zo’n jubileum heeft het voordeel dat je even stil staat bij je leven. Terugkijkend op die 25 jaar huwelijk, besefte ik hoe goed het is om je leven te delen met iemand die jij/jou door en door kent en vertrouwt. En dat de liefde die je voor elkaar hebt door een gezamenlijke geschiedenis van goede, kwade en gewone dagen gerijpt en gevormd is. Toen Jezus op de bruiloft van Kana van water wijn had gemaakt, zei men dat ze de beste wijn tot het laatst hadden bewaard. Zo kan de liefde in een huwelijk ook rijpen en groeien, zodat die met de jaren alleen maar beter wordt. Ik weet dat dit niet vanzelf gaat, weinig maakbaar is en ook mislukken kan. Liefde is een geschenk – de genade waarover García Márquez spreekt. Maar ze is wel een geschenk voor het echte leven, dat – zo heb ik ervaren – in een niet opzienbarend huwelijk van twee onvolmaakte mensen werkt en tot bloei kan komen. Als je dat beseft, voelt het huwelijk niet absurd, maar eerder natuurlijk.

Iemand vroeg de Australische zanger Nick Cave wat er nodig is om vrij te zijn. De kunstenaar Cave, die als geen ander de vrijheid van expressie, geloof en verbeelding zoekt en verdedigt, wijst op de paradox dat echte vrijheid voor hem alles te maken heeft met orde en begrenzing. Hij hanteert een strak dagschema – van 9 tot 5, alsof hij een kantoorbaan heeft – waarbinnen hij zijn teksten schrijft en de creativiteit en verbeelding ruimte krijgt. Datzelfde geldt voor hem ook voor spiritualiteit én voor de liefde. Het huwelijk, in zijn woorden ‘een gedurfde krachttoer van de menselijke verbeelding’, is een orde waarin de liefde juist vrij kan worden. Of, zoals alleen Cave het kan zeggen: ‘Freedom finds itself in captivity’ (vrijheid vindt zichzelf in gevangenschap). Zo bezien is het huwelijk niet absurd, maar juist de meest vrije vorm van liefde die er bestaat.
En dát klinkt in het vrije-liefde-universum van onze cultuur pas als een absurde en dwarse uitspraak. Daarom zal ik het nog een keer herhalen: het huwelijk is de meest vrije vorm van liefde die er bestaat!

Meer weten over Nick Cave? Luister bijvoorbeeld de aflevering over hem in de podcast Moderne profeten op Spotify of op de website (Seizoen 03, aflevering 1)

Liever een schaap bij de kerk van Bega

In Engeland bezochten we een kerk in the middle of nowhere. Het meer dan duizend jaar oude kerkje was genoemd naar de Ierse prinses Bega die volgens de korte beschrijving van haar leven in de negende eeuw moet hebben geleefd. Tijdens de invallen van de Noormannen weigerde deze dappere prinses haar maagdelijkheid te verliezen aan een Viking prins. Daarom vluchtte ze naar het noorden van Engeland, waar ze haar hele verdere leven als een single-voor-Jezus leefde (een heilige maagd, als je het wat vromer wilt zeggen). Daar wordt haar naam en nagedachtenis al meer dan een millennium in ere gehouden. Of Taylor Swift het zolang zal volhouden, betwijfel ik.

Bega’s kerk stond afgelegen aan de oever van een meer en was alleen te bereiken via een pad door de velden. We wandelden een kwartier door een verrukkelijk groen land. Rond imposante bomen graasden schapen. In heggen waren vogels in de weer. Een muurtje omringde de doden die rond de kerk in de stralende zon rustten. De kerk was open. Er was niemand te bekennen, maar het kinderhoekje, de bijbels, liedboeken en informatiefolders vormden het bewijs dat deze afgelegen kerk werd gebruikt als huis van gebed. Het kerkblad vertelde dat het kerkvolk op iedere eerste zondag van de maand en af en toe voor een doop- of huwelijksviering door de velden optrekt naar Saint Bega’s Church. De rest van de tijd staat ze daar in weer en wind aan de oever van het meer – stil en alleen, zoals Bega zich een deel van haar leven afzonderde als kluizenares.

Toch lijkt me de kerk van Bega niet eenzaam. Geregeld krijgt ze bezoek van toeristen, zoals wij. En waarschijnlijk zullen ook pelgrims haar komen opzoeken. Ze is niet voor niets altijd open. En bovendien wordt ze omringd door de doden in het groene gras, wier namen en jaartallen op de verweerde grafstenen door de tijd worden uitgewist.

En laten we de dieren in het veld niet vergeten. De schapen die rond de kerk grazen en de vogels die er vliegen en fluiten. Zoals in de bijbelse tempel de mus en de zwaluw een plaatsje dichtbij God vonden, zo is dit godshuis ook een plek waar schapen en vogels in de nabijheid van God kunnen komen. Schapen zijn niet de dieren die bij mij veel genegenheid of bewondering oproepen. Maar in dat zonovergoten groene land bekroop me zowaar enige jaloezie op die blatende kuddedieren, die daar dag en nacht op heilige grond grazen. Een gedachte uit de Psalm over de vogels in de tempel schoot door mijn hoofd: Liever een schaap daar in het groene veld rond de kerk van Bega, dan een mens die geen plek heeft om bij God thuis te komen.

Over de vogels die een thuis vinden in de tempel van God, gaat Psalm 84, die je hier kunt lezen en hier kunt luisteren.
Op deze website is meer informatie over Saint Bega’s Church te vinden.

Kind op kousenvoeten

Een klein meisje waggelde op kousenvoeten de kerkdienst uit. Haar schoenen tegen de borst geklemd, voorzichtig haar evenwicht bewarend, verdween ze na de doop van haar broertje of zusje naar de oppasruimte. Ik viel even stil op de preekstoel, alsof ik een engel zag.

Foto: Marjorie Bertrand op unsplash.com

Ik moest denken aan Jezus, die de kinderen omhelsde en zegende en een kind in het midden van zijn egotrippende volgelingen zette, om hun ogen te openen voor de nederigheid van God. De eeuwige God, die verrassend aanwezig blijkt te zijn in de kleinen en wiens koninkrijk alleen bereikbaar is voor de kinderen en degenen die op kinderen lijken.

Mijn ogen bleven hangen bij de schoenen die ze voor haar buik had geklemd. ‘Doe je schoenen uit, want de grond waarop jij staat, is heilig,’ hoorde Mozes God zeggen toen deze aan hem verscheen bij de brandende braamstruik in de woestijn. Als een kleine Mozes had deze peuter hier in het huis van God haar schoenen uitgedaan. Op kousenvoeten ging ze, met een heilige ernst en eenvoud, helemaal op in haar stapjes achter haar oma aan.

Dit beeld ontroerde me. Dat is niet zo gek natuurlijk. Kleine kinderen raken al snel een snaar — de eenvoud, de onschuld en het leven dat ze uitstralen kan zelfs pijn doen aan je oude, levenswijze en illusie-arme hart. Maar het was niet alleen ontroering. Het was ook een soort openbaring van iets dat je eerder kan zien en voelen dan onder woorden brengen. Als ik er dan toch woorden voor moet zoeken, dan zou ik zeggen: liefdevolle eerbied.

Eerbied of ontzag is een houding die ons mensen past als we God ontmoeten of zoeken. God is immers God. Wie God ontmoet, wordt geconfronteerd met een hogere, oneindig grotere werkelijkheid, die ontzag oproept en eerbied vraagt. ‘Doe je schoenen van je voeten, dit is heilige grond!’ Alleen is die eerbied geen reden tot angst, paniek of kruiperigheid. En de eerbied voor God is ook niet hetzelfde als de adoratie die sommigen voor celebrities ten toon spreiden. Het is de eerbied van het kind, dat op kousenvoeten, in heilige zelfvergetelheid en met een simpel vertrouwen bij God komt.

Het verhaal van Mozes die God ontmoet en zijn schoenen moet uitdoen, vind je in Exodus 3. Over Jezus en de kinderen lees je in het evangelie van Markus: hoofdstuk 9:33-37 en 10:13-16.

Tranen

Een tijdje geleden klonk er luid geween in de Jordaan. Er liep een huilend kind door onze straat. Het kind hield zich niet in en het smalle straatje waar ik woon, zorgde voor ideale geluidsversterking. Een vrouw, ik nam aan de moeder, kwam achter het huilende kind aan in een poging om het tot kalmte en stilte te manen. Uit het raam kijkend, voelde ik de plaatsvervangende schaamte. Ik had met haar en het kind te doen. Huilen doe je niet in het openbaar, zo hebben we immers afgesproken. Behalve in een moment van publieke rouw, zoals een wake of een stille tocht.

Foto door Samuel Austin op unsplash.com

Die schaamte over tranen kom ik ook wel in de kerk tegen. Dat mensen niet naar de kerk komen of met vrees en beven in de kerk zitten, omdat ze tijdens de kerkdienst de tranen niet kunnen tegenhouden en dat vervelend en beschamend vinden. Ik herken die vrees. Je wilt niet voor iedereen te kijk zitten met je verdriet. Maar het is ook goed om tegen elkaar te zeggen dat we ons niet hoeven te schamen voor onze tranen — niet voor anderen en al helemaal niet voor God. Tranen horen bij het leven en ook bij geloven. Jezus prijst zelfs ‘de treurenden’ zalig en als Hij bij Jeruzalem aankomt, dan huilt Hij openlijk om het tragische lot van de stad die Hij voor zich ziet liggen. Jeruzalem, de stad van de vrede, die niet weet wat tot haar vrede dient. Tranen horen bij Jezus, de Man van Smarten, en dus ook bij God, als we geloven dat Hij het beeld van God is.

Sterker nog, ik denk dat tranen ook een weg naar God zijn. In de woorden van de woestijnvader Hyperichius: ‘De oplettende monnik werkt nacht en dag om onophoudelijk te bidden, maar als zijn hart is gebroken en tranen laat vloeien, roept dat God uit de hemel naar beneden om zich te ontfermen.’ Het is een menselijke ervaring dat huilen ons leven open en zacht kan maken. En andersom is het ontbreken van tranen vaak een teken dat je murw, kapot of onverschillig bent. De oude woestijnvader vertolkt de ervaring dat verdriet een opening kan zijn waarlangs Gods genade en ontferming kunnen afdalen en je leven openbreken. Waarom zou je je dan nog schamen voor je tranen, als God ze niet ziet als een belemmering of zwakte, maar als een deur waardoor Hij kan komen? 

De woorden van Jezus zijn te vinden in Mattheüs 5:4 en Lukas 19:41-42. De uitspraak van Hyperichius komt uit The Desert Fathers: Sayings of the Early Christian Monks (Penguin Classics 2003) blz. 15.

Deze blog verscheen ook op First Love van de IZB.

‘Zeg hej!’

Ik las dat men in het Zweedse Luleå een groetcampagne is gestart, om de inwoners van deze noordelijke stad aan te moedigen elkaar in het openbaar te groeten. Deze ‘Säg hej!’ (Zeg hallo!) campagne is bedoeld om de eenzaamheid onder de mensen tegen te gaan en een vriendelijker stad te creëren — wat geen overbodige luxe is, daar in het donkere, koude Noorden. Maar ook Amsterdam zou wel zo’n groetcampagne kunnen gebruiken, besefte ik deze week tijdens een wandeling door de stad.

Foto: Artem Bryzgalov op unsplash.com

Met een vrolijk humeur stapte ik maandag door de stad, die in het licht van een verlegen herfstzonnetje dampend lag bij te komen van de overvloed aan regen van de afgelopen weken. Die vrolijkheid, de bijbelse vermaning ‘Laat iedereen u kennen als vriendelijke mensen’ (Filippenzen 4:5; Paulus, die dit schreef, was voorwaar geen sombere zuurpruim!) en het kostbare zonlicht deden me besluiten tot mijn eigen kleine persoonlijke ‘Zeg hej!’-campagne. Maar ik merkte dat er in de stad nog een aantal hobbels te nemen is, wil dit vriendelijke groetoffensief kans van slagen hebben. Nog niet iedereen is in staat om een groet te ontvangen en/of te geven. Onderweg vielen me vijf situaties op, die het moeilijk maken om te groeten. Ik geef ze door als spiegel om even in te kijken.

  1. Je bent druk met wat er op het scherm van je mobiele telefoon te zien is. Daardoor zijn al je andere zintuigen in gebruik om een botsing te voorkomen, zodat je de vriendelijke persoon die je probeert aan te kijken en iets tegen je te zeggen totaal niet opmerkt.
  2. De mensen die je pad kruisen moeten om je aandacht concurreren met je hond, hetzij omdat je in de gaten moet houden waar je straks de poep moet opruimen, hetzij omdat je bang bent het onvoorspelbare beest uit het oog te verliezen, hetzij omdat je je verliefde blik niet van je trouwe viervoeter kan afhouden. Het is overigens ook mogelijk dat je tegelijk je hond én je mobiele telefoon aan het uitlaten bent. Met twee van zulke aandachtstrekkers kan er natuurlijk niets anders meer in het veld van je aandacht komen.
  3. Je hebt oortjes in of een koptelefoon op en je luistert met een zichtbaar binnenpretje naar een podcast, of je geniet met een naar binnen gekeerde blik van je favoriete muziek of je voert een luid of fluisterend telefoongesprek met een persoon op afstand. Alle begrip dat je in die noise-gecancelde privébubbel niet gestoord kan of wil worden.
  4. Je hebt vooral oog voor de omgeving. Het groen in het park, de scharrelende duiven op straat, het chaotische verkeer, de vliegtuigen in hun aanvlieg-file naar Schiphol, de overvolle prullenbakken bieden een zo prikkelend schouwspel, dat je die ene passerende stadsgenoot die contact zoekt voor een vriendelijk ‘hallo’ of ‘goedemorgen’ zomaar kunt missen.
  5. Je hebt geen behoefte aan mensen. Dat kunnen mensen van een bepaalde soort, mensen die jij niet zelf als gezelschap hebt gekozen of mensen in het algemeen zijn. Met die afkeer van of allergie voor mensen ben je met een wandeling over de openbare weg of door een park al best ver uit je comfortzone, waardoor menselijk contact er natuurlijk niet meer bij kan.

Maar sommigen deden die morgen wel mee. Ze groetten mij of ze lieten zich vriendelijk groeten en groetten terug. We zagen elkaar en lieten elkaar met het universele communicatiemiddel van de menselijke groet weten dat het goed is om er te zijn — gewoon omdat wij mensen zijn, die toevallig samen in dezelfde stad leven en elkaar tegenkomen. Dank jullie wel, lieve groeters! We gaan gewoon door met onze kleine ‘Zeg hej!’-campagne. Hopelijk zullen anderen zich bij ons aansluiten.

Paradijselijk naakt?

Zonder schaamte naakt rondlopen, is volgens de Bijbel een paradijselijke ervaring. ‘En zij waren beiden naakt, Adam en zijn vrouw, maar zij schaamden zich niet,’ zo vertelt het paradijsverhaal (Genesis 2:25). Als de zonde echter zijn intrede doet en de mens het paradijs wordt uitgezet, ontstaat er schaamte. Daarom maakt God genadig kleding om de naaktheid van de mens te bedekken. De boodschap is helder: buiten het paradijs, in een wereld waar de begeerte en het kwaad aanwezig zijn, is de onschuld van ons naakte, kwetsbare lichaam verdwenen.

Adam en Eva, door de Antwerpse schilder Frans Floris I (1517-1570)

Nu de zomer over ons is neergedaald, proberen velen de paradijselijke staat zo dicht mogelijk te benaderen. Ze schamen zich niet wanneer ze op een stralende zomerdag hun blote benen, armen, buiken en torso’s tonen — met of zonder tattoo’s. Maar ik raak van al die publieke naaktheid altijd in verwarring.

Aan de ene kant roept het bij mij heimwee naar het paradijs op — naar een onschuldig leven waarin wij mensen elkaar naakt onder ogen kunnen komen, zonder het ingewikkelde seksuele begeren en zonder schaamte en angst. Al die halfblote lichamen zijn een verlangen naar helemaal gekend en gezien worden. Naar de liefde, waarin geen ruimte is voor angst (1 Johannes 4:17), want schaamte heeft met angst te maken.

Aan de andere kant ervaar ik al die naaktheid ook als een hopeloze en onmogelijke poging om naar de paradijselijke onschuld terug te keren. Het bijbelverhaal vertelt dat dit niet meer mogelijk is. Er staat namelijk een cherub met een vlammend zwaard voor de ingang van het paradijs. De dochters en zonen van Eva kunnen, nu zij goed en kwaad en kennen, niet meer terug. Daardoor krijgt de zomerse shortcut naar de onschuld van het paradijs óf iets tragisch, óf iets schaamteloos.

Dat laatste zag ik in de Albert Heijn bij ons om de hoek, waar een jongeman in zijn open ochtendjas met daaronder alleen ondergoed door een moedige winkelmedewerkster werd verzocht om een volgende keer minimaal een broek aan te doen. Ze had gelijk. In je onderbroek onder de mensen komen, is niet onschuldig, maar schaamteloos. Want deze supermarkt ligt niet in het paradijs, maar gewoon in de Amsterdamse Jordaan.

En het tragische ervaar ik in het feit dat mensen wel hun lichaam willen tonen, maar het zoveel moeilijker is om elkaar onze ziel te laten zien. In onze cultuur is de aandacht voor het lichaam (en dan vooral het mooie, jonge, strakke, gladde lichaam) vele malen groter dan de aandacht voor onze ziel. Die is in onze tijd op een hongerdieet gezet. Als ik al die lichamen zie, hoor ik de Franse oorlogspiloot en schrijver Antoine de Saint Exupéry (1900-1944) in een brief aan een generaal verzuchten: ‘Och, er is in deze wereld maar één enkel probleem: Hoe kan men de mensen het besef teruggeven van de geestelijke betekenis van hun bestaan.’

We hebben vandaag echt niet nog meer lichaam nodig om te tonen en naar te kijken. Nee, we hebben een schreeuwende behoefte aan ogen die ons aankijken en waarin we de ziel van een mens ontwaren en onze eigen ziel op het spoor komen.

De reden is Jezus

Laatst vroeg iemand me waarom ik geloofde. Bij die vraag val ik altijd stil. Ja, waarom geloof ik? Ik heb daar geen snel, simpel antwoord op. Er zijn zoveel redenen om te geloven. En hoe belangrijk zijn redenen eigenlijk voor mijn geloof? Misschien is geloven wel net zoiets als leven: dat doe je gewoon of je daar nu een goede reden voor hebt of niet. En meestal voel ik me ook wat overvallen door die vraag, die behoorlijk dichtbij komt. Het waarom van mijn geloof raakt de intimiteit van mijn ziel en leven.

Foto: deur van de Sagrada Familia, Barcelona, door Alexander Awerin on Unsplash

Maar goed, zwijgen of reageren met een paar algemeenheden voelt ook als een zwaktebod. In de stilte na de vraag zoek ik dus naar woorden die echt zijn voor mij en die tegelijk iets kunnen betekenen voor de ander. Vaak kom ik niet echter verder dan één woord. Een naam: Jezus. Uiteindelijk is dat, als ik eerlijk ben, ook de diepste en laatste reden waarom ik geloof: de persoon zonder wie mijn geloof kleurloos, leeg en misschien ook wel dood zou zijn. De persoon van Jezus, zoals die verschijnt in wat de eerste getuigen van Hem hebben gezien, gehoord en ervaren en opgeschreven in de Bijbel.

Die Jezus is zo goddelijk levend, zo goed, zo echt, zo anders ook. Hoe Hij tussen de mensen aanwezig is en met de zondaars en de vromen, de armen en de rijken, de zieken en gezonden omgaat. Tegelijk goddelijk en menselijk, zowel genadig als streng, sterk en gebroken ineen. Die Jezus uit de bijbelverhalen is gaan leven. Hij is niet langer een historische figuur of een personage uit de evangeliën alleen, maar verschijnt ook in mijn leven en omgeving, waar Hij — net als ooit — verwondering en liefde, irritatie en vrees, geloof en ongeloof oproept. Dat allemaal door elkaar, want Jezus is niet het vrome, keurige antwoord op alle vragen en problemen of de poeslieve knuffelbeer voor rustzoekende zielen. Hij is de Zoon van God en de ware mens.

Ik herken me wel in wat de Russische schrijver Dostojevski bekende over zijn in het ‘dodenhuis’ van een Siberische gevangenis gevonden geloof: ‘Ik ben een kind van mijn tijd, een kind van ongeloof en twijfel, dat ben ik altijd geweest en zal ik blijven (dat weet ik) tot ze het deksel op mijn doodskist leggen. Maar ondanks dat alles is er niets wat prachtiger, dieper, sympathieker, verstandiger, moediger of volmaakter is dan Christus. Bovendien, als iemand erin zou slagen mij te bewijzen dat Christus buiten de waarheid stond, zou ik eerder bij Christus blijven dan bij de waarheid.’ Veel sterker kun je het niet zeggen, dat de laatste en diepste reden van je geloof gewoon Jezus is.

Het citaat van Dostojevski komt uit: Alex Christofi, Dostojevski en de liefde: een intiem portret van de beroemde Russische schrijver (Amsterdam 2021) blz. 85.
Deze blog verscheen ook bij FirstLove van de IZB

Blijkt God ook in Qatar aan het werk

Vorige week zondag kwamen we in de stamboom van Jezus in het evangelie van Mattheüs de moeders van Messias tegen: Tamar, Rachab, Ruth, Bathseba. Ik zei in de preek dat hun plek in Jezus’ stamboom een teken is dat God niet alleen met brave mensen en op keurige plekken werkt.

Foto  Markus Spiske op Unsplash

Deze week kreeg ik een appje van een van de ouderlingen. Hij stuurde een bericht door over voetballer Cody Gakpo, die op het wereldkampioenschap voetbal in Qatar een bijbelclub begonnen is met zijn teamgenoten. Blijkt God toch aan het werk te zijn op dat toernooi van de schande dat ik om principiële redenen niet volg.

Dat was toch wel even slikken voor mij. Had ik uit morele verontwaardiging over het grote onrecht dat heeft plaatsgevonden bij de bouw van de stadions in de woestijn dapper gekozen om het toernooi te boycotten. Had ik eindelijk een keer consequenties verbonden aan mijn afkeer van de afgodische macht van de Mammon in onze wereld. Voelde ik bij elke wedstrijd die ik miste mijn morele gelijk groeien. Is God daar gewoon aan het werk met biddende, bijbellezende en getuigende multimiljonairs!

Het is dat ik net had gepreekt over die moeders van Jezus, die alle vier nogal rommelige of zelfs onfatsoenlijke levens kenden. Anders had ik God misschien wel tot de orde geroepen en Hem voor de voeten geworpen dat Hij zich in dat Babylon aan de Golf toch niet kon inlaten met die miljonairs, in dienst van koning Voetbal en godje Mammon.

Kort daarna luisterde ik een podcast over de Amerikaanse predikant Tim Keller, waarin een opmerking van de schrijfster Flannery O’Connor langskwam: ‘Moralisme is een hele goede manier om Jezus uit de weg te gaan.’ Au!

Ik kijk nog steeds geen wedstrijd en de kater die de oranjefans op een groot toernooi steevast voor hun kiezen krijgen, is me ook bespaard gebleven. Maar ondertussen ben ik wel benieuwd wat God met die voetballers — in zijn wonderlijke en misschien ook wel een beetje irritante genade — aan het doen is. De God van Tamar en Rachab blijkt immers ook de God van Cody en Memphis te zijn.

Jezus blijft maar bruiloftsgast

Nog nooit heb ik zoveel huwelijken ingezegend als het afgelopen jaar, deels doordat de pandemie leidde tot uitstel van bruiloften. Maar hoe vaak ik ook twee geliefden in de echt verbind, het blijft altijd een voorrecht, omdat je als voorganger even onderdeel bent van iets dat ik het best kan omschrijven als vreugde. Elke keer weer word ik verrast door de vreugde en vrolijkheid die op een bruiloft heersen en die ook de viering en inzegening in de kerk tot een feest maken.

Foto: Chris Dickens op Unsplash.

Tijdens een van de huwelijksdiensten dit jaar lazen we het verhaal van Jezus die op de bruiloft in Kana water in wijn verandert (Johannes 2:1-11). Ik herinnerde me een passage uit de roman De gebroeders Karamazov van de Russische schrijver Fjodor Dostojevski, waar dit verhaal in voorkomt. De jongste broer, Aljosja, hoort tijdens de nachtwake voor zijn overleden geliefde starets Zosima, dit bijbelverhaal lezen. Half dromend bedenkt hij zich dat de eerste keer dat Christus een wonder op aarde deed, zijn hart niet naar het leed, maar naar de vreugde van de mensen uitging. Jezus’ eerste wonder zorgde op een bruiloft voor wijn, die volgens de Bijbel het hart van de mensen verheugt. Zijn eerste goddelijke teken toonde niet de God die zich bekommert om zieken, zondaren en armen, maar de God die zich druk maakt om de feestvreugde van ons mensen.

Het lijkt erop dat Jezus altijd weer te gast is op een bruiloft om, net als ooit in Kana, te zorgen voor onbekommerde vrolijkheid en vreugde. Hoe serieus het sluiten van een huwelijk ook is en hoezeer het leed en de lasten van het leven ook op een bruiloft aanwezig kunnen zijn, toch valt dat in het niet vergeleken bij de heerlijkheid van de oprechte liefde van twee mensen en de vrienden en familie die met hen vrolijk zijn. Een bruiloft is licht — in twee betekenissen: mensen stralen altijd (een beetje) en het leven voelt niet zwaar, maar licht — als een vrolijk veertje dat door lucht dwarrelt.

Nu vind ik leven best een opgave en geloven maakt het voor mij lang niet altijd lichter. Bovendien zijn onze tijden nu ook niet echt vrolijk te noemen. En er is ook zoiets als ‘de ondraaglijke lichtheid van het bestaan’, wanneer je maar een beetje oppervlakkig en ijdel leeft. Daarbij komt dat ik vroeger vaak gewaarschuwd ben tegen lichte kerken en vrolijk geloof. Dat alles maakt dat ik eerder neig naar ernst en zwaarte en vooral oog heb voor het hart van God dat uitgaat naar het leed en de nood van ons mensen.

Maar gelukkig verschijnt Jezus altijd weer als gast op bruiloften, opdat wij nooit zullen vergeten dat Gods hart ook echt uitgaat naar de vreugde van zijn kinderen.