Een ongelukkige fietser, een politicus, een dominee en de barmhartige vluchteling

In de Hollandse polder, waarin een herfstig zonlicht zacht over de vochtige weilanden valt, speelt zich een oude gelijkenis af.

In een kalm tempo reed een fietser over een kaarsrecht fietspad door het lege, vlakke land. De fietser floot een deuntje. Plotseling begon hij te slingeren, reed de berm in en kwam tegen een knotwilg tot stilstand. Hij viel achterover, zijn benen in het gras, de rest van zijn lichaam op het asfalt. Roerloos bleef hij liggen.

Foto: Sven Brandsma op unsplash.com

Toevallig fietste er een politicus over hetzelfde fietspad. Na een lange vergaderdag, met een podcast in de oren, verlangend naar huis, zag de politicus de fietser op het pad liggen en zoefde zonder vaart te verminderen door. Het blijft gissen naar de reden waarom de volksvertegenwoordiger geen halt hield bij de ongelukkige fietser.

Gelukkig voor de fietser verscheen er na een minuut of tien weer een fiets in de verte. Het was een dominee. Driftig trappend was deze op weg naar een bijeenkomst in de kerk, waarvan de toren in de verte naar de Hollandse hemel wees. Het blijft gissen naar de reden waarom deze zielzorger bij het zien van het slachtoffer een gilletje slaakte en remde, maar daarna de snelheid weer verhoogde en zonder om te kijken doorreed.

Niet veel later naderde er opnieuw een fiets, waarop zich een vluchteling door de polder verplaatste. Deze zag de noodlottige fietser op het pad liggen, kreeg medelijden en stapte bezorgd af. De vluchteling probeerde de man tevergeefs bij te brengen, belde 112 en bleef bij hem tot politie en ambulance arriveerden. De fietser werd in de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. In de politiewagen werd de vluchteling meegenomen naar het bureau. Het blijft gissen naar de reden waarom de agenten de vluchteling oppakten. De meest voor de hand liggende reden is dat de barmhartige vluchteling zonder verblijfsvergunning in de Hollandse polder fietste en dus volgens de polderwetten strafbaar was.

Dit verhaal is een variant op de parabel of de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan, die Jezus ooit vertelde. Die gelijkenis was een prikkelend antwoord op de vraag van een vrome theoloog wie zijn medemens (die hij moest liefhebben) was (Lukas 10: 25-37). En ja, dat is ook vandaag in de Hollandse polder nog steeds een vraag: wie is mijn medemens, wat is medemenselijkheid, voor wie moeten wij barmhartig zijn? Laat wie oren heeft, horen!

Deze blog verscheen ook als opiniebijdrage in het Nederlands Dagblad.

Vandaag zit Jezus in het verpleeghuis

Het corona-virus maakt vooral slachtoffers onder de ouderen in onze samenleving. De strategie van de meeste overheden is om hen zoveel mogelijk te beschermen tegen het virus en daarmee tegelijk een overbelasting van de medische zorg te voorkomen. Nu het langzaam duidelijk wordt dat het virus niet snel zal verdwijnen en deze strategie dus grote economische, sociale en persoonlijke offers vraagt, komen we voor de afweging te staan wat het zwaarst weegt: de levens van vooral ouderen of het gezamenlijke belang van vrijheid, welvaart en sociaal geluk.

Foto: Dominik Lange op Unsplash

Deze ellendige afweging komt vooral aan de orde in de discussie over de economische schade van de lockdown-maatregelen. In de Verenigde Staten pleitte een Republikeins congreslid om de Amerikaanse ‘way of life’ (die voor hem vooral bestaat uit economische activiteit en welvaart) voorrang te geven boven de levens van ouderen. Een andere, zeventigjarige politicus gaf aan dat hij en andere ouderen bereid zijn om hun gezondheid en leven te riskeren voor de economie (alsof de economie een godheid is). In Nederland haalde BNR-columniste Marianne Zwagerman de toorn van velen op de hals door het corona-virus te vergelijken met een zeis die door ‘het dorre hout’ gaat en ijskoud te stellen dat we in de corona-crisis de welvaart van onze kinderen om zeep helpen omdat we de dood niet goed kunnen accepteren.
Op een persoonlijke manier speelt dit pijnlijke dilemma ook bij de afweging van bezoek aan of van ouderen: tussen het risico op besmetting en overlijden aan de ene kant en de ellende van eenzaamheid en afstand aan de andere kant.

Laten we gewoon erkennen dat deze crisis ons voor lastige en zwaarwegende afwegingen plaatst, vooral omdat het over mensenlevens gaat. Zwagermans beeld van dor hout voor ouderen is daarbij niet alleen kwetsend, maar ook gevaarlijk, omdat het ontmenselijkt en dit menselijke dilemma tot een economische kwestie maakt, die je vooral pragmatisch moet benaderen en oplossen. Als gelovige denk ik dat twee verhalen van Jezus ons in deze afweging kunnen helpen. In de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan (Lukas 10:25-37) wordt Jezus gevraagd wie precies onze naaste is, die wij moeten liefhebben. Als antwoord draait Hij deze vraag om en laat Hij je in de huid van een slachtoffer, dat mensen naast zich nodig heeft, kruipen. In ons geval: kijk in deze crisis met de ogen van de ouderen en anderen die extra kwetsbaar zijn. Jezus verscherpt die manier van kijken nog in de gelijkenis van de schapen en de bokken over het laatste oordeel (Mattheüs 25:31-46). In dat verhaal zijn de zieken, vreemdelingen, armen en gevangenen de mensen met wie Hij zich identificeert — ‘je hebt Mij bezocht als je naar een van mijn zieke of gevangen broers of zussen hebt omgezien,’ zegt Jezus tegen de verraste rechtvaardigen die zover helemaal niet gedacht hebben. Voor ons vandaag zegt dit verhaal dat Jezus dus in een verpleeghuis te vinden is — als een van de kwetsbare ouderen die onze zorg nodig hebben én die ons iets te geven en te leren hebben.

Als je zo naar ouderen kijkt en met hen bent — als mensen en dus niet als dor hout dat de beste tijd heeft gehad en waardeloos is voor de economie — kun je zuiverder en barmhartiger de afweging maken wanneer we ons vol moeten inzetten voor het leven (ook al vraagt dat offers) en wanneer we juist ruimte moeten maken voor het sterven (ook al doet dat pijn). En daarbij blijft de vraag van Jezus of we onze medemens in nood werkelijk zien en nabij komen sowieso staan.

Stil van een verhaal

Eén van de tofste taken van het domineeschap vind ik het ontvangen van groepen leerlingen in onze kerk. Ze komen vaak in het kader van de kennismaking met de verschillende godsdiensten en levensbeschouwingen, die door de school of de leerkrachten levensbeschouwing wordt georganiseerd. En ik mag hen dan iets wijzer maken over de wondere en meestal onbekende wereld van het protestantse geloof.

samaritaanVandaag zat de kerk vol met zo’n zeventig jongeren die al eerder in een moskee waren geweest en nog een bezoek aan de synagoge voor de boeg hadden. Het was een levendige en enthousiaste groep jongeren. Na een tijdje werd het wat onrustig, wat goed te begrijpen is als ik me even inleef. In één dag drie gebedshuizen bezoeken, is nogal een ongewone dagbesteding voor jongeren van vandaag. De onrust werd echter onderbroken, toen ik een verhaal vertelde. Even luisterden ze allemaal stil en gespannen.

Het was een eigentijdse versie van de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan (Lukas 10:25-37) om hen iets te laten proeven van de Bijbel en van wat het betekent om gelovig te leven. In deze versie van het verhaal stapte de man die overvallen werd ’s nachts van het Centraal Station naar het De Coninckplein. En een dominee en priester gingen voorbij zonder iets te doen, terwijl de Samaritaan een Marokkaanse jongen op de brommer was, die wel stopte en de man op zijn brommer naar de spoed bracht en daar zijn gsm-nummer achterliet voor het geval hij nog nodig was. De ontknoping van het verhaal zorgde voor grote ogen: dit was de wereld op z’n kop. Ja, de Marokkaan was de goeie. Eén Marokkaanse jongen grapte nog: ‘Dat kan niet, wij Marokkanen laten die gewoon liggen’, maar je merkte dat er even een barst in de gewone manier van oordelen en kijken was gekomen. Even had het Bijbelverhaal in ons leven geprikt. Dat lijkt me een echte protestantse gebeurtenis, die hen hopelijk lang zal bijblijven.