Herman van Veen zingt in zijn lied Hilversum III: ‘Alle venters hadden eigen aria’s: voor sprot en haring, voor begonia’s.’ Toen al — in 1984 — was de zingende mens uit het straatbeeld verdwenen. Daar is nog geen verandering in gekomen, maar er blijft één hardnekkige uitzondering in de Antwerpse straten: de Vlaamse schroothandelaars die oude metalen komen ophalen. Uit de megafoons, die ze op hun wagens hebben geïnstalleerd, schalt hun eigen aria. Ergens tussen trage rap en zangerig Gregoriaans klinkt hun eeuwig zich herhalend refrein: ‘Oud ijzer, lood, koper, zink, platte batteries en oude stoven’ — al is een variant met ‘oude wrakken van auto’s’ of een licht gewijzigde volgorde ook mogelijk.
Onlangs hoorde ik weer zo’n oud ijzer-wagen met een blikkerige zangstem door de straat rijden. Deze keer eindigde de aria met een langgerekt ‘ou-we stoa-ven’ (oude stoven). Het klonk vertrouwd, als het trage psalmgezang uit mijn jeugd. Ik heb er vaker wonderlijke associaties bij gehad. De allereerste keer dat zo’n aria mijn oor bereikte — het geluid kwam van ver en ik was nog onbekend met plat Antwerps — kon ik het helemaal niet thuisbrengen. De enige gedachte die bovenkwam was die aan een islamitische muezzin die vanaf een minaret Antwerpen opriep tot het gebed. Ooit had de muezzin van een moskee op de Olijfberg, nabij Jeruzalem, mij ’s nachts regelmatig wakker geroepen in zijn zangerig Arabisch dat veel te luid door de nacht schalde. Even dacht ik dit geluid weer te herkennen. Maar het bleek dus de stem van een van de leden van het Antwerps schroothandelaarsgilde te zijn.
Ik ben van die aria’s in plat Antwerps gaan houden. Ze zijn de laatste restanten van het zingen op straat in tijden van mp3’s, oortjes en bouwradio’s. Bovendien vertellen zij over een goed en nobel werk voor de samenleving en de aarde: recycleren. En ze herinneren me aan Christus. De dichter Gerrit Achterberg noemt Christus in het gedicht ‘Deïsme’, waarin hij de mens ziet als een door God achteloos in de berm gegooid leeg benzinevat, een ‘koopman in oudroest’. Wanneer het zangerig ‘Oud ijzer, koper, lood en zink’ weer in de straat klinkt, krijg ik even een beeld van die koopman in oudroest die mij vindt en komt ophalen voor een tweede, nieuw bestaan.
‘Christus acteert op tienduizend plekken’, zo heeft een andere dichter, Gerard Manley Hopkins, de aanwezigheid van Christus ervaren en proberen onder woorden te brengen (in het gedicht ‘As Kingfishers Catch Fire’). Hij duikt overal op en speelt op de meest wonderlijke plekken. Nederig acteert Hij in de stemmen van de schroothandelaars in mijn straat als de koopman in oudroest — de rol die Hem misschien wel het meest ligt.